De bel gaat en kleinzoon hoopt dat het Gaston is met een cheque
Sjors, hysterisch blaffend, blijft er bijna in.
De bel gaat, gepaard met woest hondengeblaf. Deze keer komt dat van twee kanten. Uit het apparaatje, verbonden met onze bel (mensen met kwaaie zin denken toch: eng!) en van een echte hond die er, bij het horen van de nephonden, hysterisch blaffend zowat in blijft.
Dochter is op bezoek met hond Sjors en ons kleinzoontje, dat graag de deur open wil doen. Je weet maar nooit of het Gaston is met een cheque. Hij komt terug met de mededeling dat er een meneer in een rode jas staat, die vraagt of zijn ouders thuis zijn. Toch Gaston? Zijn moeder zit te bellen in de werkkamer van Man, dus de man in de rode jas moet het doen met omi en opi (ik heb me toch zó opgewonden over dat bord van die idiote vrouw bij de Tour de France). Als ik ga kijken, zie ik de man in de rode jas verwilderd en benauwd kijken, want Sjors is los en die vliegt hem bijna aan. ‘Neem hem mee naar de keuken,’ roep ik tegen kleinzoon, ‘en doe de tussendeur dicht!’ ‘Sorry meneer,’ zeg ik, ‘die hond blaft tegen iedereen hoor, het is niets persoonlijks! Maar wat kan ik voor u doen?’ Nou, iets geks, vindt hij zelf. Hij loopt al uren door onze buurt en hij moet heel nodig. Mag hij misschien even naar de wc? Kleinzoon is er weer bij komen staan. ‘Alleen als je doortrekt’, zegt hij bezorgd. Hij is daar zelf geen ster in, dus ik ben best verbaasd dat de vaak vertelde boodschap toch is overgekomen, zij het voor een ander. ‘U hoort het,’ zeg ik, ‘kom binnen, eerste deur rechts!’
Terwijl de man naar de wc loopt, denk ik, te laat: o jee, hier waarschuwt Opsporing Verzocht altijd tegen! Maar hij ziet er heel betrouwbaar uit. En mochten de dingen uit de hand lopen, dan kunnen we altijd Sjors nog loslaten. De werkkamer van Man ligt naast het toilet. We horen hoe er wordt doorgetrokken en dan komen dochter en de meneer die nodig moest tegelijkertijd hun deuren uit. Dochter kijkt verbaasd en zegt: ‘Hi, are you a Zambian friend of my parents?’ Nu is de man verbaasd. Ik vertel hem dat wij zes jaar in Zambia woonden en dat er zo nu en dan weleens iemand uit dat land langskomt. Vandaar. ‘Ik ben vast net zo bruin,’ lacht de man en vertelt hoe hij aan het fondsenwerven was in onze buurt. En dat je dan nergens naar de wc mag. Hij bedankt ons en vertrekt weer. ‘Gelukkig dat hij heeft doorgetrokken!’ vindt kleinzoon. Zo is dat. ‘Neem jij maar een voorbeeld aan die meneer!’ zeg ik. Ik bedenk dat het toch gek is, dat je in eerste instantie iemand op zijn blauwe ogen – in dit geval bruine – vertrouwt, en dat pas later een dosis argwaan in je brein gaat klieren. Zou ik hem ook binnengelaten hebben als ik alleen thuis was geweest? Of de man nou wit, zwart, bruin, paars of groen was geweest: ik denk het niet. Ik vertrouw vaak op mijn intuïtie. Al maakt de aanwezigheid van een grote bruine labrador dat veel gemakkelijker. Al met al: ik ben toch blij dat ik meneer heb kunnen helpen met een plasplek. Als ik ’s avonds naar de wc boven ga, zie ik dat kleinzoon daar is geweest. Luid en duidelijk niet doorgetrokken…