De aso die last had van aso’s
Hij laat een keiharde boer en staat met open mond, al smakkend, zijn kauwgom te herkauwen tot die niet meer zo lekker smaakt.
Daarna spuugt hij zijn klontje suiker, dat is aangevuld met polyisobuteen, polyvinylacetaat, aluminiumoxide, kiezelzuur en/of cellulose bij mij de heg in, en pakt dan een nieuw exemplaar om mee verder te smakken. Dat vindt hij wel zo fris! Hij heeft namelijk net nog zijn peuk uitgetrapt op het trottoir en van roken ga je zo uit je mond ruiken. Dus dan is een kauwgompje wel zo aangenaam voor de mensen waarmee je moet praten. Toch? Heel sociaal vindt hij zichzelf dus eigenlijk.
‘Nou, schiet eens op kreng!’ schreeuwt hij daarna tegen zijn vechthond die op de stoep zit te poepen. En ik ben benieuwd of hij zakjes heeft meegenomen om dat weer op te ruimen, maar ik denk dat ik het antwoord wel weet. Zijn hond plast vervolgens nog even een gele plek in onze heg, en dan pas ziet hij mij staan in mijn voortuin.
‘Hé, lekker aan het scheppen?’ roept hij vrolijk naar me. En voor verdere uitleg hierover verwijs ik graag naar mijn stuk van afgelopen zaterdag.
‘Zeker!’ roep ik terug. ‘Kom je mest brengen met je hondje?’
‘Nee hoor, hij heeft niks gedaan’, liegt hij dan ook nog. Maar ik weet, dat als ik straks over de heg kijk, dat daar dan weer een dikke drol ligt van zijn levensgevaarlijk uitziende hond. Ik weet niet eens of het beestje ook echt vals is, maar zijn baasje is dat dus wel. Het is de zoon van een kennis van heel lang geleden, en ik ken hem dus al langer dan vandaag. Ik weet dus ook dat hij zichzelf altijd erg graag grappig vindt ten koste van anderen, dus ik ben meteen op mijn hoede ondanks het feit dat hij nu helemaal geen publiek heeft. Zelfs op de begrafenis van zijn vader nam hij de bezoekers op de hak die voor zijn familie naar de kerk waren gekomen om ze beleefd te komen condoleren. Hij heeft schijt aan de wereld, zegt hij altijd. En hij doet precies wat hij wil, op het moment dat hij dat leuk vindt.
Iedereen die naast hem woont houdt het dan ook niet langer dan twee jaar vol, maar de woningbouwvereniging heeft helaas geen handvatten genoeg om hem uit zijn woning te zetten zolang hij de boel niet opblaast en zijn huur op tijd betaalt. En dat hij keihard muziek draait op momenten dat anderen graag willen slapen, dat boeit ze daar niet.
Ja, hij heeft namelijk een uitkering, en werkt daarnaast (zwart) bij anderen wanneer dat hém uitkomt. En daar hebben ze bij zo’n woningbouwvereniging natuurlijk niks mee te maken, maar hij koopt daar dan spullen van die hij opslaat in zijn tuin of op de stoep voor en achter die tuin. Vlak naast zijn auto, die hij daar ook altijd parkeert. Echt, midden op het trottoir, zodat niemand er meer langs kan.
Afijn, je kent ze wel, die types, en nu stond hij dus voor mijn tuin zijn hond te legen, en wilde hij weten of ik lekker aan het scheppen was.
‘Niet echt,’ antwoordde ik beleefd. ‘Ik heb lekkage, en mijn tuin moet leeg,’ vulde ik aan, ‘maar ehhh… hoe gaat het met je?’ vroeg ik hem daarna, omdat dat dat nou eenmaal hoort in een dorp.
‘Mwahh,’ antwoorde hij. ‘Eén of andere klootzak heeft een kras gemaakt op mijn auto, en nu heb ik vreselijk de kolere in. Hij kon blijkbaar niet effies uitwijken over de weg, maar heeft zichzelf met zijn stomme kop tussen mijn heg en mijn auto door geperst met iets scherps in zijn zak. Ik zag hem gaan, vanuit mijn slaapkamerraam, en nu is mijn hele auto bekrast en heb ik vreselijk de pest in.’
‘O, echt?’ vroeg ik meelevend. ‘Wat heb je toch een aso’s, hè?’
En hij was het roerend met me eens.