De afscheidsbrief

 

Het eerste kind dat het huis verlaat is een waterscheiding.

 

 

Vriendinnen met iets oudere kinderen zeiden het steeds: het eerste kind dat het huis verlaat is een waterscheiding, de laatste maakt het pad begaanbaar om los te laten. ‘Je zult zien dat je er tegen die tijd echt aan toe bent, Es.’ Meestal knikte ik wat meewarig, echt geloven deed ik het niet.

 

 

Sinds mijn dochter haar eindexamen had gehaald, was ze aan het feesten geslagen. In de eerste weken begreep ik dat nog volkomen. De ontlading, het succes, het afscheid van school – dat moest allemaal uitgebreid gevierd worden. Het was zomer, de avonden waren lang, de nachten kort, de feestjes eindeloos. Na onze familievakantie zou ze al gauw naar Valencia vertrekken voor een cursus Spaans. Voor die tussenliggende weken had het geen zin om een baantje te zoeken; niemand zou haar voor die korte duur aannemen, dat wist ze zeker.

 

 

Dus vulden haar dagen zich voornamelijk met uitgaan en uitslapen. Met het oog op haar vertrek dulden wij ouders dit ritme, waarin dag en nacht stuivertje hadden gewisseld, met steeds minder enthousiasme, dat moet gezegd. Maar toen ze eenmaal vertrokken was, viel me op dat ik opeens zoveel rustiger sliep. Het aanrecht was schoon, de handdoeken hingen gewoon aan het rekje in de badkamer. En ik vond dat best prettig, allemaal.

 

 

Terug uit Valencia werd het uitgaan weer vrolijk opgepakt. Sterker nog, de Spaanse tijden werden hier gewoon voortgezet; thuiskomen om 5.30 uur was geen uitzondering. Streng wilde ik niet zijn. Ze was maar voor een paar dagen terug op het nest; haar volgende reis diende zich alweer aan. Dit keer zou ze voor vier maanden naar Costa Rica gaan, om een school te bouwen, om nieuwe aanwas in het regenwoud te planten. Allemaal nobele projecten waarvoor ze een rugzak vol lelijke dingen, zoals een afritsbroek, een regenjas en Teva-slippers, had ingepakt. Ze wilde nog een klein weekje shinen en sjansen met haar vrienden en vriendinnen, voor ze vier maanden make-uploos de jungle in zou trekken.

 

 

We vonden het goed. Of beter gezegd: we gaven ons eraan over. Ik kon dat weekje maar beter van haar aanwezigheid genieten, als ze tenminste wakker was. Maar hoe groot ons huis ook is, het voelde opeens een beetje krap. Haar koffers lagen dagenlang opengeslagen midden in de gang. De hond raakte van slag door al dat nachtbraken, en mijn geduld met dat eindeloze bellen op de luidspreker terwijl ze voor de spiegel stond te dralen, slonk met de dag. Dit was wat die vriendinnen bedoelden met: ‘je groeit ernaartoe.’

 

 

Vanmorgen zwaaide ik haar uit, mijn kleine avonturier. Ze was eraan toe en ik geloof ik ook. Maar toch, vier maanden is lang. Als ze achttien wordt, kan ik haar niet bellen, dan zit ze op een plek zonder bereik. Sinterklaasavond mist dit jaar haar altijd steengoeie surprise. De kerstboom versier ik daarna zonder haar.

 

 

Naast mijn laptop vond ik een brief, waarin ze me allerlei liefs en dierbaars toevertrouwde. Door mijn tranen heen las ik hem drie keer. We zijn er klaar voor en het is goed, maar god, wat ga ik dat kind missen.

 

Door: Esther Goedegebuure