Onze columnist opereert undercover en ontfutselt mannen de échte waarheid over daten. Deze week was dat een date met een heel nare afloop… Of… toch niet?

 

‘Het einde van onze eerste date verliep nogal wonderlijk. Het klikte meteen. Maar zo hard als wij daarna van stapel liepen, dat is wéér iets anders.
 
Ik vond haar gelijk al geweldig. Ze was lief, mooi en een klein beetje kwetsbaar. Ze was sinds een paar jaar weduwe en vertelde dat ze erg lang nodig had gehad om daar overheen te komen. Haar man was omgekomen doordat iemand zat te appen achter het stuur. Gruwelijk. En ze miste hem nog elke dag. Ze vond het ook vreselijk om nu helemaal alleen in het grote huis te wonen dat hij had gebouwd voor als ze later samen oud zouden worden, zei ze. Ze was er zelfs een beetje bang geworden, omdat het zo groot en onoverzichtelijk was voor iemand alleen. En ze liep dan ook al een flinke tijd met het idee om maar eens kleiner te gaan wonen.
 
Toch wilde ze het mooie, grote huis ook eigenlijk weer niet verlaten, Gewoon, omdat er zoveel mooie herinneringen aan de tijd met hém lagen. Ze waren er samen heel erg gelukkig geweest, en dat laat je dan natuurlijk ook niet zo snel achter. Een dilemma dus. Maar langzaam maar zeker begon ze haar man nu wat los te laten, en haar date met mij was een allereerste pogingen om te kijken of ze ooit weer iets zou kunnen voelen voor een ander. We waren aan het eind van de middag samen naar de bioscoop geweest, en we hadden elkaar daarna de mogelijkheid gegeven om meteen weer afscheid nemen.
 

Maar dat wilden we allebei niet.

 
We hadden allebei genoten van de film en wilden daar maar al te graag nog even over na-kletsen. We zijn dus een hapje gaan eten en raakten tijdens het eten niet uitgepraat over hoe wij – los van elkaar – de film hadden beleefd. Ik ben namelijk ook weduwnaar, en in de film verloor de hoofdrolspeler zijn partner. Wij herkenden dus allebei de schrik en de leegte die daarop volgt, en we hebben nog uren zitten napraten over hoe wíj dat hadden beleefd toen het ons overkwam. Daarna hebben we nog een stukje door de stad gelopen en een wijntje gedronken, en toen bracht ik haar naar huis omdat de laatste trein al was vertrokken.
 

Gelukkig maar!

 
Want toen we bij haar huis aankwamen, bleek daar net te zijn ingebroken. De achterdeur was opengebroken en het hele huis was overhoop gehaald. Ze zag het al toen we nog in de auto zaten. Ze zag meteen toen we de oprit opdraaiden dat alle laden van het dressoir openstonden en dat de vloer bezaaid lag met de inhoud van de kast. Ik ben dus met haar mee naar binnen gelopen en zag wat zoiets met iemand kan doen. Vreselijk! De schrik, het verdriet, en het ongeloof…
 
Zou zo’n inbreker dat ook beseffen, denk ik weleens. Zou hij weten dat ze haar hele verdere leven bang zal blijven, en nooit meer alleen thuis durft te zijn? Dat ze nog steeds bijna alle nachten wakker ligt en zich schuldig voelt naar haar overleden man? Dat ze denkt dat ze de spulletjes waar hij zó lang voor gespaard had – en die hij had willen nalaten aan háár (en niet aan een dief) –  niet goed heeft beschermd? Ik kan zo’n inbreker wel slaan als ik eraan denk. Dan hoop ik dat zijn moeder ooit bestolen wordt en dat ze daar nooit meer overheen komt. Dat de spullen van zijn vader dan weg zijn en dat hij… Ach nee… dat wil ik helemaal niet. Ik gun dit niemand, en zo’n moeder kan er ook niks aan doen. Ik gun dit zelfs mijn grootste vijand niet.
 

Hoewel hij ons eigenlijk een dienst heeft bewezen!

 
Ze was namelijk zó verschrikkelijk bang en over haar toeren, dat ik die nacht bij haar ben blijven slapen. En dat doe ik nu al drie jaar elke nacht! Maar we hadden naast de dierbare spulletjes van mijn overleden vrouw maar wat graag een paar dingen van haar man neergezet. En dat heeft die lafbek ons wel afgenomen.’