Dit wil ik liever niet horen
Mocht je een trouwe volger zijn dan las je al eerder over de zoon die met de rugzak door Zuidoost-Azië trekt.
Wie hoort dat hij over een week – inshallah – weer voet op vaderlandse bodem zet, zegt misschien: nou, die drie maanden zijn ook voorbijgevlogen. Dat is tenminste wat ik regelmatig hoor van vriendinnen. Maar dat geldt natuurlijk alleen als het je eigen kind niet is.
Schreef ik onlangs nog dat hij, na een ongeluk waarbij hij met de scooter uit de bocht was gevlogen, had besloten geen gebruik meer te maken van gemotoriseerde voertuigen die hij zelf moest besturen, nog geen week later was die geruststelling alweer verdampt.
Meermaals trokken er sindsdien Insta-stories over mijn scherm waarbij breed lachend in de camera werd gekeken vanaf een ronkend brommertje.
Ook hoorde ik over cliff diving (voor wie niet van angstzweet houdt, beter niet googelen) en een 24 uur durende busreis van Cambodja naar Thailand met een en dezelfde chauffeur.
Vertel mij die dingen liever niet, zei ik nog. Maar het was al gebeurd. De uitsmijter kwam op zijn negentiende verjaardag. We hadden met de thuisblijvers die ochtend voor hem gezongen op de video-call. Het werd, net als het getelebankierde envelopje, warm en dankbaar in ontvangst genomen. Er was ook al een bestemming voor onze financiële bijdrage, namelijk een aandenken aan dit bijzondere tussenjaar dat hij zichzelf meteen na ons gesprek cadeau ging doen.
We zouden nog wel zien wat het was. Mijn man noch ik hoefde verder te raden. En ja hoor, een uur later zagen wij in de stories dat vanaf de locatie Zoko Tattoo Koh Tao, onder de aanmoedigende akkoorden van Steppenwolfs ‘Born to be Wild’, de naald repeterend in zijn hiel werd geprikt.
Het was een woord van zes tekens in Sanskriet, ‘Anicca’. Een begrip uit het boeddhistische gedachtengoed dat zoveel betekent als ‘verandering’. Alles gaat voorbij, alles is vergankelijk. Wie te veel aan dingen hecht, raakt daardoor gefrustreerd, wie dat kan accepteren is vrij en gelukkig.
Mijn zoon had deze wijsheid eerder dit jaar opgedaan tijdens een zogenaamde Vipassana-training waarbij hij zich tien dagen lang, twaalf uur per dag had moeten overgeven aan meditatie. Een regelrechte straf leek me zo’n training voor iemand zoals ik, die nog geen twee minuten lang in de lotushouding kan zitten. Voor iemand van zijn leeftijd ook, zou je zeggen, maar dit kind is altijd al een autonome ziel geweest. Maar juist in dat ongemak, urenlang in pijnlijke houding zitten niksen, openbaarde zich dus die anicca; ook de ware beproeving was slechts tijdelijk, legde hij uit toen hij terugkwam van deze training. Ik dacht aan Carita Salomé, de ‘Duik in je weeën’-goeroe, die je voorhield dat je je bij iedere pijnscheut kon vastklampen aan de wetenschap: deze wee komt nooit meer terug.
Terwijl mijn zoon stralend vertelde over zijn inzichten maakte de scepsis langzaam plaats voor bewondering en fascinatie voor dat begrip anicca. En ontroering in mijn geval, toen hij refereerde aan mijn geworstel van het afgelopen jaar, waarin ik de baan waar ik zo verschrikkelijk aan gehecht was geweest had moeten loslaten. Waarin ik mijn moederrol die me zo had gedefinieerd met vertrekkende kinderen had moeten herijken. Als ik in staat zou zijn om het vanuit anicca te bekijken, zou loslaten makkelijker zijn omdat het gepaard zou gaan met vertrouwen dat er ook altijd weer iets nieuws komt. De wijsheid van een kind dat zijn moeder coacht.
Het is verdraaide jammer dat ik zo weinig zitvlees heb en dat anicca niet in druppels te koop is. Maar ik heb wel vreselijk veel geluk met die kleine boeddha van me, die – met het symbool dat alles voorbijgaat in zijn voet getatoeëerd – over zeven nachten weer terug is.
Die komende zeven nachten gaan natuurlijk ook voorbij, niet zo snel als voor mijn vriendinnen, maar ze gaan voorbij, zoals alles.