In Ierland wilden we een keer met de boot naar Mull. Stonden er naast elkaar twee kaartverkoop-hokjes. Ik liep naar de dichtstbijzijnde en vroeg: is dit de slow boat? ‘FAST!’, riep de verkoper enthousiast. Waarop ik zei: ‘Sorry, dan neem ik de andere.’ Niks liever dan op een bootje zitten. En hoe langer hoe leuker. Bus, trein, auto sneller? Maakt me niks uit, ik wil het water op. Als ik met een boot heen en weer naar m’n werk zou kunnen, deed ik het elke dag. Iedere kans om een stukje te varen grijp ik met open armen aan. Op afgeladen volle bootjes varen we in Ligurië altijd van Portofino naar San Fruttuoso en door naar Camogli.
Al tig keer gedaan, maar elke keer weer even leuk
Iedereen luidruchtig kwebbelend, totdat we zeegang (= grotere golven) krijgen, dan wordt het ineens lekker stil. Alle mensen houden het oog en de camera op de kustlijn, want prachtig natuurlijk, maar ik wil maar één ding: de zee in de gaten houden. Er kunnen namelijk altijd zomaar ineens dolfijnen in beeld komen. Elk ieniemienie zwart golfje, zou een dolfijnenruggetje kunnen zijn. Ik stond een keer voorop de boot met m’n snufferd voor de stuurhut, te wijzen naar een clubje dolfijnen dat aan het spelen was. De kapitein verlegde meteen de koers, ging richting dolfijnen en dobberde daar een tijdje tussen die springers rond. Zó leuk! Dat wil ik absoluut nog een keer meemaken. En als je het een keer meemaakt: hoge geluiden, bijvoorbeeld fluiten, vinden ze leuk die beesten, komen ze op af. Leerde ik van een Griekse schipper.