Bliksemactie
Alles bij het oude laten is makkelijker dan veranderen.
‘Zoek een hobby!’ riep ik verontwaardigd tegen mijn man. ‘Ik ga nergens heen.’ Met mijn armen defensief over elkaar geslagen kijk ik hem boos aan. ‘We kunnen toch even gaan kijken?’ werpt hij tegen. ‘Het is op een steenworp afstand! De tuin is veel groter, het heeft een achterom, een extra kamer.’ Ik wuif zijn argumenten weg, mopper over zijn onrust, zijn constante hang naar iets anders. ‘We hebben al een supermooi huis. Ga maar alleen kijken.’
Als ik de volgende dag koffiedrink met mijn moeder, vertel ik haar brommend over de kijkafspraak die mijn man maakte bij een huis verderop in de straat. ‘Spannend! Laat de foto’s eens zien?’ zegt ze. Ik zoek het huis op in mijn telefoon. ‘Wat een plaatje! Ik zou zeker gaan kijken!’ roept ze uit. Verbaasd kijk ik haar aan. Ben ik nou gek? ‘Maar we wonen toch al prachtig? Waarom zouden we weggaan?’ Mijn moeder haalt haar schouders op. ‘Kijken kan toch geen kwaad?’ In de auto op weg naar huis bedenk ik dat ze gelijk heeft. Ik hoef niet bij elke neiging naar verandering meteen bovenop de rem te gaan staan. Kijken kan inderdaad best. ‘Oké, ik ga morgen wel even mee,’ zeg ik even later schoorvoetend tegen mijn man. ‘Maar verwacht er niks van,’ voeg ik er licht dreigend aan toe.
Als we 24 uur later de drempel over stappen, word ik meteen gegrepen door de lichte serre. De leuke nisjes en hoekjes. De extra kamer waar ik in alle rust mijn verhalen kan tikken, de ruimte om het huis heen. Ik zie al kippen scharrelen, konijnen rond hupsen, kinderen springen op een trampoline, vrienden die door de achterdeur binnen komen vallen. ‘Als jullie geïnteresseerd zijn, wacht dan niet te lang,’ zegt de makelaar. ‘Er ligt al een bod.’ Als we naar huis lopen hoor ik mezelf tot mijn eigen verbazing zeggen dat ik het heel mooi vond. ‘Als we het kunnen betalen, moeten we misschien bieden. De kans dat we het krijgen is minimaal gezien de enorme aanloop.’ En dus doen wij, twee eindeloze twijfelaars, een paar uur later een bod op een huis. En horen twee dagen later dat we het hebben gekocht.
Het leidt tot ongelovige reacties. Van mensen die zelf al tijden op zoek zijn naar een ander huis terwijl wij er totaal ongepland binnen vier dagen een kopen, van mensen die deze bliksemactie moeilijk kunnen rijmen met onze weloverwogen karakters. Zelf weet ik ondertussen dat zulke snelle beslissingen vaak de goede zijn. Ze geven het stemmetje in mijn hoofd weinig kans om met tegenwerpingen op de proppen te komen.
Tegenwerpingen die vaak gebaseerd zijn op angst. En verlammend werken. Want iets niet doen, alles bij het oude laten is meestal makkelijker dan kiezen voor verandering.
Natuurlijk kwam dat stemmetje een paar dagen na de koop alsnog mijn hoofd binnen vliegen. ‘Waar ben je aan begonnen?’ zei het. ‘Is het wel de goede beslissing?’ De kinderen porden het smeulende vuurtje verder op. ‘Er is geen bad!’ riep de jongste beledigd. ‘Ik wil geen andere kamer!’ zei de oudste stellig. Ik keek met andere ogen naar ons huis, liep door de kamer waar mijn zoon slaapt en mijn dochter werd geboren, de kamer waar ik troostte, nachtenlang slaapliedjes zong en boekjes voorlas. Ik stond in de kamers waar we ruzies maakten, ze weer uitpraatten, waar we lachten, schuilden, aten, dansten, huilden om verlies, zoenden en vergaven. Het stemde me, maanden voor het daadwerkelijke afscheid, al melancholisch. ‘Ja,’ zei ik ferm tegen het stemmetje in mijn hoofd, ‘ja, we laten iets achter. Maar we beginnen ook iets nieuws. In nieuwe kamers gaan we nieuwe herinneringen maken. Met elkaar. Met kippen. En konijnen. Ik kan niet wachten.’
Freelance journalist Miloe van Beek is wars van mooie plaatjes, en altijd op zoek naar het echte verhaal. Ze is chronisch chaotisch, heeft geen enkel paar dezelfde sokken, maar wel twee luidruchtige kinderen, een ongehoorzame hond, twee katten en een man met een carrière.