Blauw oog
De kop liep me over. De hele dag al, omdat er veel moest gebeuren en alles maar half lukte. En omdat mijn rug godvergeten pijn deed.
Dat was mijn eigen schuld, want ik had de jongen die bij mij de beukenhaag netjes bijhoudt geholpen met het blad opruimen. En boodschappen gehaald en veel te zwaar getild.
Plichtsgetrouw
Het liep tegen half zes en vanaf half zeven had ik al een inloopborrel. Ik moest de knaap nog naar huis brengen, douchen en mezelf toonbaar maken. En ik was moe, het liefste wilde ik naar bed en de klok rond slapen. Maar ik kon de borrel ook niet afzeggen, daar was de gelegenheid te speciaal voor. Vond ik.
De bekende druppel
Nadat ik mijn tuintopper had weggebracht, trok ik de koelkast open. Ik haalde het vleeswarenbakje eruit, met daarbovenop de kuip halvarine. Je kent ze vast: drie bakjes die precies op elkaar passen met daarin drie soorten broodbeleg. Zo’n stapelsysteem werkt prima, als het prima gestapeld is. Dat was niet het geval want het wiebelde, zodanig dat de kuip boter en het bovenste bakje op de grond vielen. ‘Tuurlijk, waarom niet?’ foeterde ik. Maar Janssen – mijn bejaarde berner – vond het leuk! De drie plakken kipfilet en een flats boter waren zo op. Ik smeerde twee boterhammen om niet geheel zonder bodem te vertrekken. En toen meldde hij zich: de koelkastdeur, met een mega-irritante bliep-bliep-bliep. Omdat hij vond dat ie te lang openstond. En mijn emmer? Die stroomde keihard over.
Sterretjes zien
Met een bepaald geen vrome uitdrukking trapte ik woest tegen de deur. Gek is dat hè, op dat moment voelde ik helemaal geen rugpijn. Maar karma deed zijn werk, want ik kreeg ‘m terug. Het handvat van de koelkastdeur knalde keihard tegen mijn hoofd, vlakbij mijn rechteroog en wenkbrauw. Ik weet nu wat het is om sterretjes te zien en ook dat een hoofdwond flink kan bloeden. Ik wankelde, maar had nog het benul om een schone theedoek te pakken en deze onder de kraan te houden. Hopend dat de duizelingen weg zouden trekken, ging ik op de bank liggen.
Het zag er niet uit
Plichtsgetrouw of niet, de borrel moest afgezegd worden. Met een wazig zicht appte ik wat er gebeurd was en gaf ik me over aan de slaap. Morgen weer een nieuwe dag. Dan zou alles er vast anders uitzien. Nou, dat was ook zo. Toen ik wakker werd, tegen het ochtendgloren, ging plassen en in de spiegel keek, schrok ik me kapot. Mijn oog zat halfdicht, het ooglid en de wal eronder waren zwartblauw en aan de bult bij mijn wenkbrauw viel niet te ontkomen. Dat zou minimaal twee weken flink plamuren worden. Hoewel ik er al gauw achter kwam dat hier geen make-up tegen opgewassen was. Dus ik liet het maar, verborg het ook niet. Want er zijn ergere dingen dan een blauw oog.
Optimist
Een week erna kwam ik uit het zwembad en inspecteerde mijn oog in de spiegel bij de douches. ‘Ik hoop toch werkelijk dat je ergens tegenaan bent gelopen en geen klappen hebt gehad’, zei een man die ik er vaker tegenkom. ‘Geen zorgen,’ antwoordde ik, ‘soms heb je van die dagen, maar meestal niet.’ Hij vond me een optimist.