Tonnie kwam ineens thuis met een vliegtuig

 

Ik ben altijd blij als ik mezelf herken in andere mensen. Vooral als ik iets herken wat ik in mezelf afkeur, is het een fijn gevoel te weten dat ik niet alleen ben in mijn rare gedrag.

 

Zo heb ik dat dus ook als ik impuls(aan)kopen herken bij anderen. Ik vind dat zó stom van mezelf. Ik maak nota bene boodschappenlijstjes! Dus ik weet precies wat ik nodig heb, en wat niet. En toch neem ik dat pakje koekjes mee als ik bij de kassa sta te wachten. Terwijl ik weet dat ik thuis nog koekjes heb.

 

Ohhh, denk ik dan, dat ziet er lekker uit. En wat is het goedkoop! Dus hup, in dat mandje.

 

Ik had het er vanmorgen nog over met Adeline. Wij hebben allebei fitnessapparatuur staan – waar we ik weet niet wát op van plan waren – en toen liepen we (allebei) een hernia op.

 

‘Mijn hernia en ik hebben precies vijf minuten lol gehad van die crosstrainer’, legde Adeline uit. Want nu het wat beter gaat, gebruikt ze gewoon weer de crosstrainer op de sportschool.

 

‘Nou, same here,’ kon ik haar gerust stellen, ‘mijn roeiapparaat  wordt vooral gebruikt om dekbedden overheen te hangen bij het luchten.’

 

Wat is dat toch? Dat je geneigd bent om iets te kopen – omdat je denkt dat je er beter van wordt –  terwijl dat op dat moment helemaal niet logisch is?

 

Zeg nou zelf: we worden erin geluisd door de winkels, omdat dat wat er te koop staat zó raar is op die plek dat het echt een buitenkansje lijkt.

 

Kijk, dat koekje bij de kassa, daar kan ik nog wel inkomen. Dat voelt als een beloning voor het lange wachten in (alweer) de verkeerde rij. Daar ga ik mezelf dan mee troosten als ik thuiskom, met een lekker bakje koffie erbij.

 

En een kookboek scoren in een keukenzaak, daar kan ik ook nog wel inkomen. Ik kwam er weliswaar voor een aanrecht plus wat kastjes, maar oké… ooit ga ik eruit koken.

 

En regenlaarzen bij het tuincentrum, dat kan ik aan mezelf ook nog wel uitleggen. Hoewel ik echt niet ga tuinieren als het met bakken uit de hemel komt, neem ik ze toch mee als ze leuk zijn versierd met bloemetjes of hartjes (kinderachtig, hè?). Of als ze heel goedkoop lijken. Ik wil ook weer niet met mijn nubuckleren stappers door de aarde baggeren als het buiten eindelijk weer droog is. Toch?

 

Maar laten we eerlijk zijn…

 

Een tas, of een (puzzel)boekje, bij de drogist??? Daar kwam ik toch niet voor?

 

Of een tijdschrift bij het pompstation?! Ik ga onderweg toch niet lezen? Zelfs als ik in de file kom te staan, gok ik dat maar niet. Ze mochten eens denken dat ik op mijn telefoon kijk.

 

En dan een rugzak bij de boekhandel?! Een tuinset bij de supermarkt, of waspoeder bij de bouwmarkt?? Het slaat toch nergens op?

 

En toch neem ik het mee! In een impuls denk ik: jemig, heb ik even mazzel dat ik dat nu tegenkom. Ook al had ik tien minuten eerder nog geen idee dat ik het ooit nodig zou hebben.

 

Maar Tonnie overdrijft het weer. Ja, écht!

 

Het kan dus altijd erger, waardoor ik me weer wat beter voel.

 

Tonnie kocht namelijk iets waar hij écht niets mee kan. Hij weet eerlijk gezegd niet eens hoe het uit elkaar moet, hoe hij het mee moet gaan nemen, en al helemáál niet hoe hij het thuis weer in elkaar moet zetten.

 

En waar hij het gaat laten, weet hij ook nog niet.

 

Nou, als ik dát lees, voel ik me meteen weer beter. Bedankt Tonnie!

 

Want wat kocht Tonnie in een impuls? Ja, je gaat het niet geloven… Tonnie kocht een vliegtuig!

 

Nou, dat gaat mij (denk ik) niet zo snel gebeuren! Goed van mij, hè?

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke