Als vechten zou helpen

De allereerste keer was ik meteen in tranen. Ik wilde daar helemaal niet zijn, want ik was klaar, toch?

 

 

 

Ik had alle chemo- en immunobehandelingen achter de rug en ik was nu toch geen kankerpatiënt meer? Dus wat moest ik hier dan?

 

Maar ik begreep al snel dat het heus nodig was, dat onco-fitness. Een speciaal trainingsprogramma voor kankerpatiënten, om je batterij weer te leren vullen op een gezonde manier, je spierkracht weer op te bouwen, en je botopbouw wat aan te jagen als je ook nog aan de hormoontherapie moet.

 

Bovendien bleek het fijn om na te praten met gelijkgestemden. We begrijpen, steunen, herkennen en leren veel van elkaar.

 

Maar toch was ik die allereerste keer dus helemaal in tranen. Ik kwam binnen, stelde me voor en daarna mochten we gaan zitten. Dat vond ik een fijn begin van de sportles, als je daar niet zo dol op bent. En op de achtergrond stond de radio aan, en daar was ie ineens: Roller Coaster van Danny Vera! Bij de eerste toon wist ik het al, en bij de eerste zin – ‘Here we go’ – kon ik de tranen niet meer tegenhouden.  

 

Met dit nummer werd namelijk, kort voor mijn eerste les, de afscheidsceremonie van een vriendin (die aan hetzelfde leed als ik, maar het niet heeft gered) ingezet. En dat kwam even heel erg binnen daar.

 

Wat doe ik hier, dacht ik, ik wil hier niet zijn. En ik wist me totaal geen raad meer met mezelf.

 

Maar gelukkig reageerde iedereen heel begripvol toen ik uitlegde waar de tranen vandaan kwamen. En alle lessen daarna ging ik er toch wel fluitend naartoe. Ik voelde me fijn na het sporten, stond verbaasd van wat ik nog kon, kreeg goede tips bij wat ik niet meer kon en aanwijzingen bij wat ik niet meer mocht. En zo voelde ik al snel vooruitgang.  

 

Toch was er na maanden buffelen met een groep mensen die me zeer dierbaar is geworden, ineens die ochtend. Die ochtend dat we hoorden dat één van de groep was overleden.

 

In onze groep zitten ook mensen die nog steeds behandelingen krijgen, maar wel al weten dat ze niet meer helemaal beter gaan worden. Bij hen is volledige genezing al uit beeld, maar tegenwoordig kunnen ze nog heel lang processen afremmen, uitstellen en opschorten. En voor deze mensen heb ik een enorme bewondering.

 

Ik trek me aan ze op, omdat ik vind dat ik niet mag klagen. Ik val namelijk nog in de categorie ‘op dit moment is er geen kanker te zien’, en ik weet dat je dan al een heel eind bent. En deze helden hebben veel minder strohalmen dan ik, maar klampen zich toch nog vast aan van alles, en durven ook nog te genieten. Een van ons kreeg zelfs een keer tijdens onze sportles een telefoontje dat er weer nieuwe tumoren waren gevonden. Toch bleef ze fier overeind en stapte lachend een nieuw chemotraject in.  

 

Hoe doe je dat?, dacht ik. Maar ze legde me later uit dat alles went. Ze had dit al zo vaak te horen gekregen, dus ging ze dapper door.

 

En toen vond haar lijf het plotseling welletjes. Ze belandde in het ziekenhuis, maar bleef roepen dat ze snel weer zou komen trainen. En ze wilde dat zó graag dat we ons niet konden voorstellen dat ze het niet zou redden.

 

Als strijden en positief blijven dus de oplossing zou zijn tegen kanker (wat sommige mensen beweren) dan had zij 180 jaar moeten worden. Maar ze stierf jonger dan ik, en had ons allen in tranen bij de aanvang van een nieuwe les.

 

Kanker gaat niet over strijden, mensen. Kanker gaat over pech hebben, of geluk hebben.

 

Zij had pech.

 

En ik had geluk dat ik haar mocht leren kennen.

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke