Als je Charlotte heet heb je een heel fijn leven
De Nederlandse samenleving is in zeven nieuwe sociale klassen ingedeeld, zo kun je iemand eindelijk in een hokje stoppen.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft een studie gedaan naar onze samenleving en komt tot een bijzondere conclusie. Niet alleen wat je verdient bepaalt hoe hoog je op de sociale ladder staat, ook of je snapt hoe computers werken en of je Charlotte heet, bepaalt hoe goed het met je gaat.
De computer is inmiddels heel belangrijk geworden in het dagelijks leven en als je niet snapt hoe de digitale snelweg werkt heb je het bijvoorbeeld veel moeilijker om je bankzaken te regelen of om bij de gemeente iets voor elkaar te krijgen. Het is dus niet alleen belangrijk waar je wiegje stond of je succesvol in het leven kan zijn. Ook of je een kruiwagentje hebt van mensen die jou, waar nodig, kunnen helpen maakt of jij je leven op orde hebt. ‘Je bent wie je kent’ is namelijk helemaal waar als je bijvoorbeeld iemand zoekt die jou kan helpen met je belastingaangifte.
Er zijn dus groepen die het goed gaat, maar ook die moeite hebben om in onze maatschappij overeind te blijven en daarmee groeit de kansenongelijkheid in ons land. Het SCP vindt dat de overheid goed moet kijken welke mensen buiten de boot vallen en dat ze daar hun beleid van zorg en bijstand op aan moeten passen zodat ze in een betere sociale klasse terechtkomen. Want het is heel belangrijk in welk hokje je zit en of je net als Charlotte een fijn leven hebt.
Volgens nu.nl zijn er 7 nieuwe groepen, de zogenaamde sociale klassen:
De werkende bovenlaag. Bestaat uit ongeveer 20 procent van de bevolking. Heeft veel kapitaal: zowel economisch (bijvoorbeeld: heb je geld?), als sociaal (heb je een netwerk?), cultureel (ga je weleens naar een museum?) en persoonlijk (ben je gezond?) en heten vaak Charlotte of Floris.
Jongere kansrijken. Ongeveer 9 procent van de bevolking. Zijn gemiddeld 34 jaar oud, vaak hoogopgeleid en hebben ook veel sociaal, cultureel en persoonlijk kapitaal, maar nog niet veel geld.
Rentenierende bovenlaag. Ongeveer 12 procent van de bevolking. Zijn vaak hoogopgeleid en gepensioneerd en hebben veel geld. Omdat ze ouder zijn, hebben ze wel een lager sociaal kapitaal en kampen ze soms met gezondheidsproblemen.
Werkende middengroep. Met bijna een kwart van de bevolking de grootste groep. Scoren overal gemiddeld op en wordt dus gezien als de ‘middenklasse’.
Laagopgeleide gepensioneerden. Ongeveer 18 procent van de bevolking. Zijn gepensioneerd en lager opgeleid, maar hebben wel relatief veel geld door onder meer overwaarde op hun woning.
Onzekere werkenden. Deze groep werklozen, mensen zonder vast contract en zzp’ers, bestaat uit ongeveer 10 procent van de bevolking. Ze hebben vaker last van mentale problemen en minder kapitaal dan bovenstaande groepen.
Precariaat. Ruim 6 procent van de bevolking. Dit zijn bijvoorbeeld gepensioneerden of mensen die arbeidsongeschikt zijn. Deze groep mensen heeft het minste kapitaal.
Bron: Nu.nl