Als ik kon kiezen, zou ze eeuwig zo blijven
Eeuwig twee jaar oud, blij van gemoed en kauwend op haar eerste woordjes.
Als ze me ziet, gaat ze stralen, en als ik haar optil, vlijt ze haar hoofdje even in mijn nek bij wijze van begroeting. Elk weerzien vervult me met een groot geluk. Ook als ik haar een week geleden nog zag, en zelfs als dat gisteren was, laat ze de zon voor me schijnen. Als ik kon kiezen, zou ze eeuwig zo blijven. Eeuwig twee jaar oud, eeuwig blij van gemoed en eeuwig kauwend op haar eerste woordjes die langzaam maar zeker heuse zinnen worden.
Eeuwig haar handje in de mijne om samen de straat over te steken naar het park aan de overkant, waar we een ijsje kopen en het treintje nemen voor een rondrit door het uitbundige zomergroen. Met haar barbieroze zonnebrilletje op haar kleine neusje geklemd, neemt ze plaats in het voorste wagonnetje zodat ze niets hoeft te missen, en als we er na een kwartier weer uit moeten, doet ze dat alleen met de belofte van een bezoek aan de stadsboerderij, een stukje verderop, in het vooruitzicht.
‘Handje?’
‘Handje!’
De geiten vindt ze spannend genoeg om eerst nog even vanaf mijn arm te bekijken, maar na een poosje durft ze het aan om ze op ooghoogte tegemoet te treden. Het paardje—wat in werkelijkheid een ezeltje is—is haar favoriet, en het stiertje—een allerschattigst, ietwat krakkemikkig exemplaar van een klein uitgevallen runderras—mag aan haar handje snuffelen dat ze precies zo uitsteekt als ik eerder bij de geiten deed.
Met haar hoofdje propvol indrukken leg ik haar een uurtje later in het grote bed voor haar middagslaapje. Hond Cato—die ze Kootje noemt—duikt in haar mand ernaast om haar gezelschap te houden. En zo blijven ze samen doodstil en in- en inttevreden liggen totdat ik om vier uur vind dat het wel welletjes is zo. Het kost even tijd om haar wakker te krijgen. Als ze eenmaal overeind gaat zitten en de omgeving tot haar doorgedrongen is, gaat ze stralen. Als ik haar optil, vlijt ze haar hoofdje even in mijn nek bij wijze van begroeting.
Als ik kon kiezen, zou ze eeuwig zo blijven. Eeuwig mijn kleine, perfecte kleindochter, voor wie elke dag een nieuwe dag zonder zorgen is, met niets te vrezen en alleen maar kansen om met beide handjes aan te grijpen. Dat vervult me met een groot geluk.