Alles kan op het Boekenbal

 

‘Heb je nou wéér iets anders aan?’ De verbazing van mijn lief bevestigt mijn ongemak.

 

 

 

Alsof ik nooit eerder naar een feest ben geweest twijfel ik tussen het pak met de transparante top of de degelijkere variant, die met roze sterretjes. Tussen de lange of de kortere jurk. Tussen de oranje hakken die de dresscode bevestigen (een toefje oranje of een tintje roze of allebei) of de Bottega Veneta’s uit mijn glossy verleden. De oranje lopen fatsoenlijk maar de Bottega’s zijn met vijftien centimeter hoogte smashing, mits je vooral blijft staan of zitten. Onder druk van de dochter kies ik voor de lange jurk en de laatste krankzinnige killer heels. ‘Veel feestelijker’ is haar oordeel en het is tenslotte een bal.

 

Het is mijn eerste Boekenbal als debuterend schrijver. Het boek moet nog verschijnen maar de aankondiging heeft me blijkbaar toch door de ballotage getrokken.

 

“Mensen doen een móórd voor een Boekenbal uitnodiging”, kirt mijn aangetrouwde tante, die als oprichter van een modellenbureau iedereen en z’n moeder kent en het dus kan weten.

 

Het is niet mijn eerste keer. Toen ik zeventien was, mocht ik samen met mijn beste vriendin op de kaarten van mijn ouders ook naar het Boekenbal. Ik meen dat destijds de dresscode vroeg dat je moest komen als een personage uit de literatuur. Omdat wij Esther en Hester heten leek het ons aardig om als Fien en Pien te gaan, de tweeling van Dick Bruna. ‘Er waren eens twee meisjes, die heetten Fien en Pien en aan hun strikjes kon je zien wie nu Fien was en wie Pien.’

 

We naaiden onze eigen zilveren rokken met een lapje van de markt en droegen er dezelfde zwarte blazers bij. We hadden op het bal natuurlijk niets te zoeken maar keken onze ogen uit. Met onze outfit konden we bovendien best rekenen op wat geinige aanspraak. Misschien dat ik daarom dacht dat het ertoe deed wat je droeg.
Anno 2023 valt dat mee, of tegen. Her en der zie ik een opvallend roze of oranje verschijning maar het gros houdt zich in geen enkele zin aan de voorgeschreven kleurstelling. Er lopen er trouwens ook genoeg bij alsof ze een biertje in het bruin café op de hoek komen halen.

 

Met mijn schoenkeuze heb ik natuurlijk een onsterfelijke fout gemaakt. Geen hond die zijn ogen naar beneden richt. Daar is het ook veel te druk voor.

 

Ik kom allemaal leuke mensen tegen, er zijn overal gin-tonic barretjes en net als decennia geleden kijk ik toch ook weer mijn ogen uit. Mijn uitgever denkt lollig te zijn door me in de armen te drijven van mijn favoriete columnist die ik inderdaad nogal opvallend bewonder. Ik deel zijn columns veelvuldig op Instagram. Maar als ze me introduceert als ‘dit is Esther, je grote fan’ en hij wat wazig kijkt, voel ik me die zeventienjarige groupie, maar dan zonder dat onbevangen gevoel van toen. Blozend maak ik me uit de voeten, zo snel als mijn hakken dat toelaten.

 

Als het echt niet meer gaat op dat onmogelijke schoeisel, ontdek ik dat de Uber app vast loopt en de reguliere taxistandplaats op het Leidseplein opgeheven is. Net op tijd krabbel ik iets voor 1 uur de laatste tram in.

 

Bij de halte Concertgebouw schop ik het martelwerktuig uit en strompel blootvoets in de vrieskou de laatste 400 meter naar huis. Brak en met een opgezette knie breng ik de zaterdag door op de bank met de nieuwe roman van Niccolo Ammantini (#leestip).

 

Mocht ik volgend jaar uitgenodigd worden, luister ik vooral niet meer naar het advies van mijn dochter. Of hang ik een paar slippers in een linnen tasje bij de garderobe. Op het boekenbal kan alles tenslotte.

Door: Esther Goedegebuure