Zo moeiteloos dat ze mij niet zagen spartelen. Dan hadden ze me vast een reddingsboei toegeworpen.
Het schoolplein. Je zou het de meest democratische plek denkbaar kunnen noemen. Daar zijn we allemaal gelijk. Niemand weet wie je bent en wat je doet. Daar kun je nog honderd keer directeur-grootaandeelhouder zijn, als je het bibliotheekboek op woensdag bent vergeten, heb je een probleem. Punt.
Het lijkt of iedereen maar ‘he-hoit’ over het plein en niemand jou ook maar ziet staan. En waarom gaf eigenlijk niemand me een handje toen ik mijn meisje naar de klas kwam brengen? Ik was toch nieuw?
Inmiddels ben ik drie dochters rijker en ken ik het klappen van de zweep. Een beetje. Ik weet waar de juf van houdt (ik weet zelfs haar lievelingsparfum) en waar ze van gruwt (ouders die op luide toon een potje staan kletsen in haar klas) en ook ik betrap mezelf erop dat ik nieuwe moeders en vaders niet meteen welkom heb geheten. Waarom niet? Omdat het soms even duurt voordat je weet of het hier een nieuw kind betreft of dat het een oom/tante/oppas is die een kind dat je allang kent, komt brengen. En blunders, die heb ik al genoeg gemaakt. Wel probeer ik te fluisteren tegen vriendinnen. Weet wat je te wachten staat. En reserveer de laatste schooldag in je agenda, want de uitstuif, die is het allerliefst.
Toen ik dit jaar voor de laatste keer bij de kleuters een surprise mocht maken, pakte ik uit. Thuis zat ik al te knutselen. Een balletstudio moest het worden. De achterwand werd een spiegelwand en de zijkanten behangde ik zowaar met ons Matthew Williamson-behang. Ik knipte ballerina’s uit en hulde ze in tule rokjes. Toen ik trots mijn tocht naar school inzette, keek mijn geliefde me meewarig aan. “Je bent net zo’n type geworden als die vrouwen waar je vroeger zo geïntimideerd door was.” Ik besloot het maar als een compliment te zien. Het schoolplein is net als de werkvloer, je begint als lokkenveger en als je goed oplet en ontzettend je best doet, dan kun je het best nog eens ver schoppen.