Al die tafelmanieren

 

 

Man tegen onze nog jonge kinderen, die een pannenkoek met druipende stroop uit het vuistje aten: ‘Zo kan je nooit bij de koningin eten!’

 

 

Die kinderen waren – en zijn – nogal mondig en zeiden: ‘Wie wil er nou bij de koningin eten?’ Maar uiteindelijk aten ze netjes en bleef zelfs het boeren achterwege, hoewel dat, wisten ze, in China juist beleefd was. Brigitte Kaandorp gezien van de week? Met haar hilarische verhaal over haar diner bij de koning? Je zou er inderdaad nooit willen eten als het zo zou gaan. Dit terzijde. Hoe ontwikkelen tafelmanieren zich? Ik stap even mijn verleden in. Mijn ouders kwamen uit gezinnen waar je met een lepel of vork je bord leegat. Mijn opa van moeders kant at uitbundig met zijn mond open. Als mijn moeder een haring voor hem meenam, zei ze: ‘Eet die maar op als ik weg ben!’ Op de boerderij van mijn andere opa en oma zal het ook niet bijzonder deftig zijn geweest. In de grote keuken van de boerderij at iedereen die er werkte of woonde, samen. Niemand lag wakker van wel of niet met mes en vork eten.

 

Maar ja, toen werd mijn vader een beetje belangrijk in Nederland. Kamerlid. Voorzitter van iets internationaals. Minister. Zelfs een paar jaar premier. En hij at thuis nog steeds met zijn ene hand in zijn zij. De andere hand schepte het eten met een vork naar binnen. Met zijn mond dicht, dat wel, maar het geluid erbij kan ik me nog zo voor de geest halen. Wat een herrie. Mijn moeder vond dat hij zich buiten de deur diende te gedragen. Tijdens verplichte etentjes bij de koningin (mijn ouders wel ja, wij goddank niet) en andere hooggeplaatste personen, aten ze met vork en mes, en veegden netjes hun mond af voor ze van hun glazen nipten. Daar ging een college van mijn moeder aan vooraf: ‘Niet met je mond vol praten en als ik je twee keer schop, moet je je mes erbij pakken.’ Hij bestond het om dan verbaasd te vragen waarom ze hem schopte. Als ze thuiskwamen, ging hij boterhammen met kaas eten. ‘Ik heb gewoon nog honger,’ klaagde hij tegen mijn moeder, ‘dat is toch geen éten wat ze daar op tafel zetten, ik kan me niet eens herinneren wat het was!’

 

In Afrika en Azië heb ik vaak meegegeten in gezinnen waar geen bestek was. Er ging altijd een bak water rond, voor de maaltijd. Erna weer. ‘Als je je handen gebruikt bij het eten, heb je nauw contact met je voedsel,’ zei men daar, ‘dat is goed voor ons.’ Ik vond dat verhelderend.

 

En nu kijk ik naar mijn jongste kleinkinderen, die keurig met een gezellig kinderbestekje eten. ‘Helpen?’ van ouders of oma wordt luidruchtig overstemd met ‘zelf doen!’. Ik liet mijn kleuters nog met hun handjes eten, maar die nu volwassen kleuters pakken het serieuzer aan. Hoe je ook wordt opgevoed, met of zonder tafelmanieren, uiteindelijk eten we in de westerse wereld meestal met in elke hand een stukje gereedschap en we smakken niet. (Ernie tegen Bert in Sesamstraat: ‘Bert… als je smakt Bert, smaakt het veel lekkerder, Bert!’) Toch hè, stel dat ik ooit bij de koning zou moeten eten… Ik stel me ineens voor hoe we daar dan met z’n allen het bestek laten voor wat het is en met onze handen de boel naar binnen proppen en ons een slag in de rondte smakken, zodat je elkaars huig ziet. Moet je het wel allemáál doen natuurlijk. Al die dames in chique jurken en heren in rok met een bloederige biefstuk in hun handen, dat lijkt me enig. Gewoon, voor één keertje je gedragen zoals het in de prehistorie ging. Zo. Bij deze heb ik veiliggesteld dat ik nóóit op Huis Ten Bosch zal worden uitgenodigd.

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel