Afscheid nemen bestaat toch
Ik heb acht jaar lang bij Franska van jullie genoten als lezers, collega’s, criticasters, medestanders en tegenstanders.
Daar is ‘ie dan: mijn allerlaatste column. En ik stel jullie meteen gerust, dit is niet omdat het heel slecht met me gaat. Ik voel me best wel goed op dit moment, maar ik ben me er tegenwoordig wel heel erg bewust van of ik me goed voel of juist niet.
En waar ik me ook veel bewuster van ben, is van de tijd. De tijd die me nog rest wordt sowieso steeds korter, en de tijd die ik nodig heb om een klusje te klaren wordt steeds langer. Dat is natuurlijk een heel natuurlijke bijkomstigheid van ouder worden, maar ik ben bang dat alle operaties, chemo’s, medicijnen, angsten en de daaropvolgende beschadigingen dit allemaal net iets erger hebben gemaakt.
Toch lukt het me prima om van het leven te genieten, hoor. Maar ik merk wel dat ik wat selectiever moet zijn in de zaken waar ik mijn tijd nog in stop. En daarom heb ik nu de knoop maar doorgehakt en besloten dat dat niet meer in werken moet zijn.
Dat heeft ook te maken met het feit dat manlief al eerder besloot om vervroegd met pensioen te gaan na zijn motorongeluk. Ik had toen bedacht om gewoon nog even lekker door te werken, maar merkte al snel dat ik stikjaloers was op zijn relaxte dagen zonder druk(te), verplichtingen, wekkers, vergaderingen en het gemak waarmee hij zich nu aanpast aan al mijn ziekenhuisafspraken.
En dat heb ik lang kunnen sussen met kluslijsten – zodat hij ook alsmaar aan het werk bleef – maar nu al die uitgestelde klusjes eindelijk gedaan zijn, zie ik hoe relaxed die man door het leven gaat en precies kan doen wat hij wil, wáár en wannéér hem dat uitkomt.
‘Dat wil ik ook wel,’ verzuchtte ik regelmatig.
‘Dan moet je dat doen,’ zei hij dan steeds.
Maar ik vond dat eng. Stoppen met werken klinkt zo definitief. Je rolt een andere fase van het leven in, en er is (denk ik) geen weg meer terug.
Tot ik van de week een droom had die me duidelijk maakte dat alleen de dood definitief is, en aan al het andere altijd nog wat gesleuteld kan worden.
En daarom besloot ik niet te wachten tot die dood, maar al eerder eens een tijdje te gaan doen wat ik zelf wil. Zonder al die druk(te), verplichtingen, wekkers, vergaderingen, administratie en alles wat er komt kijken bij zelfstandig je inkomen vergaren. De afspraken, behandelingen en controles in het ziekenhuis zijn voor nu wel verplichtingen genoeg, vond ik ineens, en we besloten samen dat dit het moment was om ook te gaan vieren dat ik op dit moment even kankervrij lijk, en dat wij altijd trouw mijn inkomen opzij hebben gezet om eerder met pensioen te kunnen gaan. Waar wacht je dan eigenlijk op als je de zestig al hebt gehaald en nu nog leuke dingen kunt gaan doen?
‘Ga je het niet missen?’ vraagt men overal waar ik aangeef dat ik niet meer te benaderen ben voor content in welke vorm dan ook. En ja, het antwoord is steevast “ja”. Ik ga het schrijven vreselijk missen. En de lieve reacties op mijn werk al helemáál.
Maar ik weet dat al die leuke mensen die de moeite namen om te laten weten dat ze genoten van mijn werk in mijn hart blijven zitten. Voor altijd. En dat mijn boeken gewoon te koop blijven, helpt een klein beetje om te voelen dat ik niet helemaal verdwijn in het niets. Iets waar ik heel erg bang voor ben, maar wat wel aangeeft dat mijn werk maakt wie ik ben, en dat vind ik eigenlijk niet goed. Ik ben niet de schrijfster Tineke, ik ben Tineke die ook nog schrijft. Of “schreef” moet ik nu gaan zeggen.
En daarom groet ik jullie met een dikke knuffel vanuit het diepst van mijn hart. Ik heb acht jaar lang bij Franska van jullie genoten als lezers, collega’s, criticasters, medestanders en tegenstanders, en ben er trots op hoe we elkaar in letters en woorden hebben gevonden en vermaakt.
Ik neem de positieve woorden allemaal mee in de tijd die voor me ligt, en wens jullie allemaal het aller-, allerbeste.
Dag, dag,
Tineke