Aan mevrouw Van Den Heuvel
Je hebt natuurlijk gekeken gisteren. Naar Jinek. Want daar vertelde jouw man John zijn verhaal.
Waarschijnlijk zat hij nu naast je, want de uitzending was eerder opgenomen. Vanwege – en dit woord zou jij zo graag uit je vocabulaire mikken, ik weet het zeker – beveiliging.
Elke stap die wordt gezet, elke afspraak die wordt gemaakt, een wandeling door de buurt, een ijsje halen om de hoek, niets is spontaan in jullie leven. Ja, die zoen op je wang, proosten met een mooi glas, alles wat binnenskamers gebeurt kan zonder overleg, maar verder… Alles ligt vast.
Ik keek naar je man. Naar John. Ik ken hem ook. Al twintig jaar. Waar ik altijd een glimmende glans zie (in zijn ogen, op zijn voorhoofd), zag ik nu iets dofs. Zijn ogen leken kleiner dan anders. Gevolg van gepeins en gepieker. Je afvragen of het je allemaal waard is. En dan boven deze ‘inktzwarte zomer’ nog het knagende verdriet om zijn ruzie met Peter R. de Vries. Het laatste moment samen was een moment waarop ze wegkeken toen ze elkaar passeerden. Normaal gesproken had heus maanden later een biertje zijn werk gedaan. Hadden ze handen geschud, elkaar omarmd misschien zelfs en was het klaar. Want als iets deze mannen typeert, is het hun rechte rug en hun grote hart.
Ik was benieuwd naar John. Heb vaak aan hem gedacht. Arie, de andere Peter, Onno, zelfs de tot dan toe geheime geliefde van Peter R., allen kwamen ze aan het woord. Maar John niet. Te veel beveiliging en te veel persoonlijk verdriet, zo weet ik nu.
Of stoppen een optie was geweest, vroeg Eva. Ook bij haar zag ik een kleine kreuk onder de ogen die haar verdriet verraadde. Jouw man had geknikt. Daar is over gesproken. Ook met jou. Maar dan? Wie wint er dan? En wat bleef er van hem over?
Samen besloten jullie door te gaan. Met dit leven. In deze vorm. En daarvoor wil ik John bedanken, maar ook heel erg jou. Wat een offer. Weet dat wij het weten. En jullie bedanken.
Liefs, May-Britt