Omdat ik bang was dat de acanthus in onze Nederlandse tuin een droge zomer niet zou overleven tijdens onze lange afwezigheid, scheurde ik voor de zekerheid weer een stukje plant af en stopte dat in een pot. Helaas… het hing erbij als lulletje lampenkatoen. Erg, want wij zouden drie dagen later weer naar Zambia vertrekken. ‘Geef maar mee,’ zei oudste zoon tijdens die verjaardag, ‘ik krijg ‘m wel aan de praat.’ De hele familie lag dubbel. Hoongelach toen mijn lieve zoon met het op apegapen liggende stekje vertrok. ‘Pas op dat hij je tuin niet overwoekert,’ riepen jolige ooms hem na, ‘bel ons maar als we moeten komen kappen.’ Via facebook werd de familie op de hoogte gehouden van het welzijn van de plant. Hoe hij weer zin in het leven kreeg, dankzij de dagelijkse verzorging van zoon. Hij heeft talentvolle groene vingers. De ooms hielden hun geestigheden al snel voor zich, want wat ging het goed met de plant.
Als je wilt dat je planten lol in hun leven houden, moet je er regelmatig bij zijn. Je kunt best een poosje weg, maar zes jaar? Dat moet ik gewoon nooit meer doen. Is het geen wonderbaarlijk sprookje? Een lelijk, bijna dood plantje dat opgroeit tot een schoonheid? Als je hem maar goed te eten en te drinken geeft. Met dat laatste heb ik zelf ook totaal geen moeite. Dus wie weet leef ik ook nog héél lang. Zij aan zij met mijn acanthus.