‘Mama ik ben un beetje bang’

Hulp vragen is niet alleen moeilijk voor de oudere generatie. Ik zie dagelijks om me heen hoe we, oud en jong, worstelen met het vragen van hulp.

 

­­Zeven jaar geleden liet ze een uitstrijkje maken. Er werden kankercellen aangetroffen, maar haar gynaecoloog kreeg die zorgwekkende uitslag om nog steeds onduidelijke redenen niet onder ogen. Het werd pas twee jaar later ontdekt, toen de baarmoederhalskanker inmiddels was uitgezaaid. Adrienne Cullen was niet meer te redden. Het verhaal over deze gigantische medische fout van het UMC Utrecht stond afgelopen zaterdag in De Volkskrant. Het sneed door mijn ziel. Niet alleen omdat de 57-jarige vrouw zal sterven, ook vanwege het onvermogen van een compleet ziekenhuis om een fout toe te geven, medeleven te tonen en sorry te zeggen. En omdat de behandelend gynaecoloog nog steeds dagelijks lijdt onder zijn fout. Op het symposium dat het UMC over de medische misser organiseerde, vertelde hij dat hij onvoldoende in staat was geweest hulp te vragen. ‘Dat is lastig voor mijn generatie. Had ik het maar gedaan.’

 

Ik denk dat de gynaecoloog in kwestie een stuk ouder is dan ik, maar hulp vragen is niet alleen moeilijk voor zijn generatie. Ik zie dagelijks om me heen hoe we, oud en jong worstelen met het vragen van hulp. Het staat synoniem voor kwetsbaarheid. En ons kwetsbaar tonen, dat doen we niet graag. Liever houden we de schijn hoog, laten we zien dat we het allemaal prima alleen kunnen. Verdriet, zorgen en angsten dragen we in ons eentje. Alsof het een verdienste is om niemand nodig te hebben. Ik ben zelf geen uitzondering. Dat heeft nooit geleid tot grote ongelukken, maar wel tot eenzaamheid. Zo worstelde ik mezelf tien jaar geleden na de geboorte van mijn oudste door mijn zwangerschapsverlof heen. Ik die een zelfstandig bestaan leidde, was vastbesloten dat als jonge moeder ook te doen. Ik had alleen niet gerekend op een baby die bijna 24 uur per dag huilde. Mijn vriendinnen waren vrijwel allemaal nog kinderloos en aan het werk, net als mijn man. Mijn familie woonde ver weg. In de grijze januarimaanden van 2008 zat ik in mijn eentje op acht-hoog wanhopig mee te huilen met mijn baby. Pas na drie maanden zocht ik hulp. Voor mijn zoontje, niet voor mezelf. De therapeute onderzocht hem, en raakte bij het afscheid mijn arm aan. ‘Het is vast heel pittig voor je dat hij zoveel huilt,’ zei ze. Ik vocht tegen mijn tranen. In de openbaarheid mocht niemand zien dat ik het niet trok.

 

Uit wanhoop bracht ik mijn zoontje naar het eerste beste kinderdagverblijf dat plek had. Een kinderdagverblijf waar het veel te druk voor hem was, waar hij als enorm gevoelige baby denk ik, enorm heeft geleden. Terugkijken heeft geen zin weet ik, spijt hebben ook niet, mezelf vergeven wel. Net als leren van dat wat er misging. De gynaecoloog die de medische fout maakte, wil jonge artsen meegeven vooral hulp te vragen. Ik probeer tegenwoordig mijn trots opzij te zetten als ik hulp nodig heb. Niet alleen voor mezelf, maar ook om mijn kinderen te laten zien dat je niet alles in je eentje hoeft te doen.

 

Deze week vond ik een ontroerend briefje van mijn zevenjarige dochter onder mijn kussen. ‘Mama ik ben un beetje bang in de nagt kun jij helpen liefen mama.’ Ik hoop dat zij deze vraag altijd blijft stellen aan de mensen om haar heen. Net zoals ik hoop dat artsen leren van hun fouten, op tijd hulp vragen en zichzelf uiteindelijk kunnen vergeven.

 

 

 

Door: Miloe van Beek

 

 Freelance journalist Miloe van Beek is wars van mooie plaatjes, en altijd op zoek naar het echte verhaal. Ze is chronisch chaotisch, heeft geen enkel paar dezelfde sokken, maar wel twee luidruchtige kinderen, een ongehoorzame hond, twee katten en een man met een carrière.