Moeders in de nacht

De vriendin van May’s dochter komt logeren. En dat brengt veel oude herinneringen terug.

 

 

We geven haar tot tien uur. Slaapt ze dan niet, dan doen we de avondoverdracht. Ik app met vriendin B. Haar oudste en mijn jongste zijn vriendinnen. Hartsvriendinnen. Van het type dat elkaar elke dag een verse tekening brengt en elkaar kleding leent. Nu is dat laatste vrouwen niet bepaald vreemd, maar als je zes bent, zegt het wat.

 

Vandaag was het zover. Het eerste dat mijn meisje bij ontwaken zei, was: “Het wordt een mooie dag. S. komt logeren.” S. had de lat nog iets hoger gelegd. De dag van haar leven zou het worden. Dus ik pakte uit. Met frietjes, kip, Liuk-ijsjes (weet je hoe moeilijk het is om in deze tijden Liuk-ijsjes te scoren? Dat is een daad van liefde van heb ik jou daar) en vooruit twee chocolade-soesjes toe. Na Barbie en het Dolfijn-Mysterie (een bloedstollend en anderhalf uur durend epos) zouden ze naar bed. Pyjama’s aan, tanden poetsen. “Als ik denk dat ik klaar ben, moet ik nog tien tellen doorpoetsen zegt mama.” S. vertelt het me met haar mond vol schuim, telt tot tien en loopt ons kinderbadkamertje in alsof ze hier voor de honderdste keer slaapt.

 

Ze mogen een half uur keten en kletsen, dan kom ik het licht uitdoen. Maar zodra ik zit en de tv aanzet, hoor ik een trippel. En een deurklop. Traantjes. Allebei. Ze kunnen niet slapen zonder mij. Vereerd en vertederd leg ik ze bij me op de bank. Mijn meisje ademt zwaar binnen twee minuten. S. is alert. Alle geluiden zijn haar onbekend. De klanken van onze nacht kent ze niet. De klok, de hond die blaft, de wind die kruipt door de oude luiken van de voordeur. En we zouden nog bijna vergeten dat het binnen 25 graden is.

 

Ik zing de klassieker ‘ik ga slapen, ik ben moe’ en kriebel zacht over haar voordhoofd. Knappe kop die dan wakker blijft. Als ik haar uiteindelijk in bed heb getild, blijft het niet lang stil. Klein lijfje op de trap. Dat ze eigenlijk niet durfde, maar dat ze toch wil zeggen dat ze liever naar huis gaat. Ik bel haar moeder en we beloven dat ze morgen heel vroeg komt ontbijten.

 

Ineens ben ik terug in mijn jeugd. Bij ons in de straat kwamen twee zusjes wonen, helemaal uit Korea. De oudste was zes. Eigenlijk te oud voor adoptie, maar omdat haar zusje ging, kon zij mee in het pakket. De eerste dagen mochten ze niet naar buiten. Met hun neuzen tegen de ramen keken ze naar ons. De groot-ogigen die vanaf de straat naar hun wuifden en de hele tijd de honden van hun adoptie-ouders uitlieten in de hoop een glimp van de nieuwe meisjes op te vangen.

 

We kwamen in dezelfde klas en een duo ontstond. De ene dag aten we bij haar, de andere dag bij mij. Schreeuwende ruzies (met stampende klompjes op houten jarenzeventig traptreden) werden afgewisseld met hevige verzoeningen. Na een jaar was ze logeerklaar. Er werd gegeten, gelachen en gekletst. Midden in de nacht was ze schreeuwend wakker geworden. Mijn moeder belde haar moeder, enigszins bezwaard want midden in de nacht.

 

Ze zouden elkaar treffen op de hoek. Mijn moeder wikkelde mijn vriendin in een warme deken, tilde haar hoog op en toog naar het meeting point. Daar was de adoptiemoeder, armen wijd open voor haar verse kind dat naar haar verlangt. Dat uit iedereen op de hele wereld juist schreeuwde om haar. Mijn moeder heeft het er nog weleens over dat ze zelden iemand gelukkiger heeft zien kijken dan die moeder op dat moment.

 

Door: May-Britt Mobach

 

May-Britt Mobach is hoofdredacteur van Amayzine.com, voor Franska.nl schrijft ze over haar bijzondere gezin.

Fotografie: Esmee Franken, visagie: Linda van Iperen, haarstylist: Mandy Huijs