Paps en mams, ik mis jullie

Rouwen om je ouders… Hoe lang duurt dat eigenlijk? Lang!

 

Al weet je je hele leven dat het vroeger of later gebeurt, op het verlies van je ouders ben je nooit voorbereid en het gemis lijkt nooit over te gaan. Misschien wel omdat er twee soorten van rouwen zijn: om dat wat was en dat wat nooit is geweest…

 

Onlangs droomde ik over hoe ik bij m’n ouders aan de keukentafel zat. M’n moeder had draadjesvlees gemaakt en we praatten over m’n kindertijd. Met een warm gevoel van geborgenheid werd ik wakker. Het duurde even voordat ik besefte dat deze droom nooit meer kon uitkomen. M’n moeder is al bijna zeven jaar dood, m’n vader overleed drieënhalfjaar geleden. In stilte huilde ik om dit verlies, dat ook na jaren op onverwachte momenten de kop opsteekt en vers voelt alsof ze gisteren gingen. Als ik fresia’s ruik, denk ik aan mijn moeder en wou ik dat ik haar nog een keer een bosje kon geven. Als ik over kleine achterafweggetjes rijd, wou ik dat ik daar samen met m’n vader al toerend zou verdwalen. Als ik een fanfare hoor spelen, houd ik het niet droog omdat ik dan aan papa denk met z’n trombone. En als er iets ergs in m’n leven gebeurt, doet het nog steeds pijn dat ik mama niet even kan bellen voor woorden van medeleven.

 

Toen ze beiden nog leefden, kon ik me niet voorstellen dat iemand, járen na de dood van een ouder, nog steeds om hem of haar kon rouwen. Niet een vaag gemis voelen, maar echt rauwe rouw, alsof het een week geleden was dat ze overleden. Tijd heelt alle wonden, zeggen ze toch?! Ik dacht dat dat ook gold voor het verliezen van je ouders. In de lijn der verwachting is het namelijk zo logisch dat ze eerder gaan dan jij, dat je zou denken dat je daar je hele leven wel een beetje rekening mee houdt. Maar je voorbereiden op de dood van je ouders – en wat dat met je doet – blijkt onmogelijk. Zelfs als ze honderd worden. Want of je nu vijftien bent of zestig, feit is dat je op iedere leeftijd wees wordt als je ouders overlijden. En dat is een pijnlijke ervaring. Of de band met je ouders nu goed was of vertroebeld, bij het overlijden van je ouders schuif je een generatie op, ben je niemands kind meer. Je wordt volwassener dan je ooit was. Dat acute groeiproces gaat gepaard met langdurige groeipijnen, hoe oud je ook bent.

 

Je ouders verliezen is meer dan het verdriet om hun afwezigheid. Het is ook rouwen om dat wat er nooit meer zal zijn én om wat nooit geweest is. Wanneer ze dood zijn, besef je des te meer hoe de band met je ouders was en dat je die nooit meer kunt veranderen. Ik geloof niet dat ik iemand ken die niet nog eens een goed gesprek met z’n overleden vader of moeder zou willen, zelfs als ze dat bij leven nooit hadden. Eén keertje de vragen stellen die je vergeten bent of niet durfde te vragen. Bij iedere keer dat je daarnaar verlangt, is het gemis voelbaar, ook na jaren.

 

Ik kan me eigenlijk niet een moment herinneren waarop ik met m’n ouders aan de keukentafel over m’n kindertijd zat te praten. Ik verlang naar iets wat er nooit geweest is en nooit zal gebeuren. De band die ik droomde, was er in het echt niet, niet op die manier. Daaraan kan ik niets meer veranderen. Wat ik wel kan veranderen is de wens dat het anders was geweest. Als ik dat verlangen omzet in accepteren wat er wel was, zal dát gemis me niet meer overvallen. Misschien is dat wel echt volwassen worden: accepteren wat er was zonder wens naar meer. M’n leven lang zal ik tranen in m’n ogen krijgen bij de geur van fresia’s en het spel van de fanfare, tranen van dankbaarheid voor wat was, niet van verlangen naar wat nooit is geweest.

 

Door: Margreet Botter

 

Margreet Botter woont met man en zoon in het midden van Nederland. Ze is al een leven lang bezig zichzelf en de wereld een beetje beter te begrijpen en deelt de lessen die ze opdoet graag met anderen. Al was het, zo zegt ze zelf, alleen om soms te toetsen of ze niet helemaal gek is…