Kokkie en de zee

Zachtjes roep ik haar: ‘mamma!’ en dan huil ik net zo lang totdat ik van uitputting in slaap val.

 

 

De auto’s maken zoveel herrie dat ik er niet van kan slapen. Het zijn er ook zó veel. Meer dan ik ooit bij elkaar heb gezien. Het licht dat door de gordijnen schijnt is rood, groen en dan weer geel. Misschien kan ik daar ook wel niet van slapen. Er brandt geen lamp in de blauwe kamer – want dat is waar ik ben – en toch is het nog lang niet donker. Misschien wordt het hier wel nooit donker, in deze veel te grote kamer met veel te hoge plafonds en veel te grote ramen. Ik denk aan mijn vader en moeder thuis. Zachtjes roep ik haar: ‘mamma!’ en dan huil ik net zo lang totdat mijn blauw verschoten kussensloop zeiknat is. Ik huil totdat ik van uitputting in slaap val.

 

Ik ben een jaar of zeven en voor het eerst van mijn leven uit logeren, voor het eerst van mijn leven met de trein en voor het eerst van mijn leven zonder mijn vader en moeder. Ik heb me hier weken over lopen verkneukelen, over deze logeerpartij bij mijn tante Kokkie die helemaal ‘boven in Holland’ woont. Mamma heeft me beloofd dat ik met tante de stad zal gaan verkennen. Deze grote stad met allemaal winkels waar ik het bestaan niet eens van weet. En de zee, zegt mijn vader, want die is vlakbij Kokkie’s huis.

 

Ik ken mijn tante Kokkie tot dan toe alleen maar van mijn moeders keukentafel. Koffie, sherry, heel veel sigaretjes en vooral ook heel veel verhalen. Mijn tante Kokkie is zonder twijfel de beste verhalenverteller van de wereld. Gewoon omdat ze sowieso heel goed kan vertellen, omdat alles veel echter klinkt met haar Hollandse accent en omdat hetgeen zij heeft meegemaakt zo gierend spannend is. Als klein meisje is ze bijvoorbeeld bij de nonnen in het Burgerweeshuis in Amsterdam achtergelaten. Als TBC-patiënt heeft ze in een Zwitsers sanatorium gebivakkeerd en nu is ze ook nog eens getrouwd met het buitenbeentje van de familie, mijn gekke ome Jan, waarmee ze de wereld rondreist. Ik snap dat wel, mijn fascinatie als zevenjarige voor deze tante Kokkie.

 

Mijn tante lijkt in niets op de tante aan mijn moeders keukentafel als ik naast haar op een handdoekje op het strand zit. Voor het eerst van mijn leven zie ik zoveel zand – dat heet is en schuurt – en zoveel water – dat koud is en in mijn ogen prikt. Thuis zou ik nu onder een appelboom gaan liggen. Of in de hooiberg. Thuis zou ik nu gaan spelen met mijn vriendje Harry. En na het spelen zouden we bij mijn moeder aan de keukentafel gaan zitten bedelen om koekjes en limonade.

 

Als mijn tante vraagt of ik limonade wil of toch liever een ijsje, weet ik niet eens het antwoord. En als ze een beetje ongeduldig wordt kan ik alleen maar wéér gaan huilen: ‘Ik wil naar mijn mamma!’ Ze heeft het gehad met me, mijn tante Kokkie de geweldige verhalenverteller, en ik kan me dat – inmiddels – heel goed voorstellen.

 

Want hoe vaak zou zij zichzelf in slaap gehuild hebben om haar mamma, toen ze als kindje bij de nonnen in het Burgerweeshuis ‘s nachts wakker lag? Misschien huilde ze ook nog wel om haar mamma toen ze later in Zwitserland zo ziek was. Maar háár moeder kwam nooit. Die van mij stond me met open armen thuis op te wachten. Met koekjes en limonade alsof ik nooit weg was geweest.

 

 

 

Door: Brigitte Bormans

 

Brigitte werkte jarenlang als culinair journalist en schreef twee kookboeken. In 2004 werd ze directeur/eigenaar van Erfgoed Logies. Maar zonder schrijven kan ze niet. Gelukkig zag Franska wel iets in haar columns, kwam van het een het ander en mag er nu ook over andere zaken worden geschreven.