‘Dan wordt het een budgethuwelijk,’ zegt de ambtenaar van het Stadsloket, net iets te hard zodat iedereen haar kan horen. Hoewel, ze praat nog steeds net iets te hard, we kunnen ook opteren voor het gratis huwelijk, maar daarvoor is een wachtlijst van negen maanden. Of voor het hele pakket natuurlijk. Waarbij we een half uur een zaaltje met een trouwambtenaar en een goedbedoelde speech krijgen. We kijken elkaar aan. ‘Het is niet de eerste keer dat we trouwen,’ zeg ik. Ja, dat had ze natuurlijk al gezien, bekent ze. Want om ons huwelijk aan te melden, een datum vast te leggen, hebben we de hele papierwinkel al moeten overleggen. ‘Maar ik ben toch altijd blij als mensen het vertrouwen houden,’ zegt ze en dat is aardig.
Het wordt inderdaad het budgethuwelijk. Wat wil zeggen dat we met alleen de getuigen in een kamertje voor de trouwambtenaar verschijnen en recht hebben op een ceremonie van welgeteld tien hele minuten. ‘Wilt u dat de ambtenaar in toga verschijnt?’, vraagt ze. En willen we een trouwboekje en zo ja: met lederen of plastic kaft. Tot slot hoeven we ons aanstaande huwelijk alleen nog even te betalen.
‘Kun jij je nog herinneren hoe dat de eerste keer ging?’, vraagt mijn verloofde als we van de weeromstuit aan de prosecco zitten.
In gedachten ga ik terug naar de eerste keer, nu meer dan dertig jaar geleden. Naar hoe ik een oude bekende tegenkwam op het strand van Tunesië en dat ik de dag erna samen met hem terug naar Nederland vloog. Dat hij na een week vroeg of ik met hem wilde trouwen. Dat ik misselijk van verliefdheid ‘ja’ zei en dat hij daarop subiet de telefoon pakte om het gemeentehuis te bellen met de aankondiging dat wij in ondertrouw wilden gaan. Dat we minder dan een half jaar later in een zaaltje van datzelfde gemeentehuis werden getrouwd door een ambtenaar met een goedbedoelde speech waar ik me letterlijk geen woord meer van kan herinneren. Dat ik ondanks de lange versie van de ceremonie van destijds binnen een mum van tijd weer buiten stond. En dat we toen naar een bruine kroeg gingen waar we op kerstavond een receptie hielden
die zo hysterisch druk bezocht werd dat er alleen bovenop het biljart nog genoeg plek voor ons was om te staan. En ik zie me nog staan met hoogrode konen in mijn rode wollen trouwjurk die ik had gekozen omdat die me wel gepast leek voor de dag voor de kerst. Wat was ik jong toen, wat was ik naïef en impulsief, onwetend en onervaren. Binnen een half jaar was ik getrouwd in de rotsvaste overtuiging dat ik met deze man mijn pensioen ging halen. Want ik dacht dat het wel heel raar moest lopen wilde gekibbel niet opgelost kunnen worden, een ruzie niet worden bijgelegd. Als ik toen toch had geweten dat het nog meer dan kwart eeuw zou duren voordat het mij in de liefde zo zou vergaan. Maar gelukkig wist ik dat niet. Ik had zelfs geen flauw benul.