Wintert het of

zomert het?

 

Sommige dingen moeten blijven. Al is het ergens vervelend of al maak je er geen gebruik van.

 

Dat mijn ouderlijk huis werd verkocht toen ik (en mijn broer) gingen studeren, begreep ik natuurlijk heel goed. Maar dat we nooit meer als gezin mosselen zouden eten aan die gezellige vierkante keukentafel, dat heb ik lang jammer gevonden.

 

Mijn ouders hebben hun vaste telefoonlijn opgedoekt. De enige die daarop belde was ik en ik kan hen natuurlijk ook best op hun mobiel bereiken. Dat wil zeggen: als mijn moeder haar geluid aan heeft staan. En als ik het echt niet meer weet, kan ik haar via Wordfeud een berichtje sturen. Ik snap het allemaal, maar ik vind het toch een ongezellig idee dat het nummer 0523-242581 niet meer bestaat. Uit pure nostalgie zou ik bijna de maandelijkse rekening willen blijven betalen. Onzin natuurlijk, maar het voelt zo.

 

Hetzelfde gevoel heb ik met de zomertijd-discussie. Gaan we ermee door of stoppen we? En als we stoppen, voor welke tijd kiezen we dan? Altijd zomer of immer winter? Als ik echt moet kiezen, verleidt de zomer me meer. De gedachte aan een leven zonder lange avonden waar geen einde aan lijkt te komen is bijna ondraaglijk. Maar hoe is kerst zonder avonden waarop het zo gezellig vroeg donkert? En het schijnt dat als je de zomertijd doortrekt, het ’s winters pas rond 10:00 uur ’s ochtends licht gaat worden.

 

Mijn pleidooi is om alles lekker bij het oude te laten. Waarom veranderen wat altijd prima werkte? Lekker samen mekkeren over het feit dat we ‘toch echt wel een beetje last hebben van de klok die verzet is’, mopperen dat de kinderen zo slecht in slaap vallen als de zomertijd ingaat, maar ondertussen verheug ik me altijd op dat weekend in maart en in oktober. Het markeert een nieuw seizoen – van lange avonden met de voeten in het zand, of van een haardvuur met een glas Amarone en een druipend kaasje.

 

 

Het is niet aan ons. En als het dan toch allemaal verandert, zal ik morrend mijn best doen om het te begrijpen. Maar blijven missen zal ik het. Dat weet ik nu al zeker.

Door: Pleuntje van der Horst