Zuster Tinus, deel 6
Wat je niet moet doen wanneer je tijdelijk als mantelzorger functioneert nadat je man een ernstig verkeersongeluk heeft overleefd:
- Hem een iets te harde dikke pakkerd geven als hij voor het eerst rechtop staat aan een looprek. Dan valt hij namelijk om, en da’s gevaarlijk.
- Zijn jas vergeten als hij weer eens naar het ziekenhuis moet voor controle, maar nog wel in een rolstoel zit. Zeker als het dan regent en je niet meer voor de deur van het ziekenhuis op de invalideparkeerplaats mag parkeren, maar gewoon weer naar de parkeergarage aan de overkant moet. Je heet verdorie toch niet voor niets MANTELzorger. Neem dat ding dan ook mee!
- Een urinaal onder je arm houden, en dan bukken om de toiletbril omhoog te zetten, terwijl de dop van het urinaal niet goed vastgeduwd zit. Hoef ik verder niet uit te leggen, maar is niet lollig als je net wakker bent. En als je al wat langer wakker bent trouwens ook niet.
- Om tijdwinst te behalen manliefs tandenborstel van een afstandje in een glaasje denken te kunnen mikken dat je net hebt klaargezet om zijn tanden te gaan poetsen. Zeker niet als je dat alles vlak voor de convectorput hebt gezet. Dan werp je namelijk die tandenborstel rechtstreeks de put in, en dat levert je absoluut geen tijdwinst op.
- In paniek raken, en denken dat er is ingebroken (en dat ze je man dus hebben gejat!) als je ’s morgens een keer beneden komt en het ziekenhuisbed staat in een rare stand en je man is verdwenen. Het kan zijn dat hij dan gewoon heel dapper is en zichzelf al uit bed heeft weten te wurmen en dan voor het eerst weer in de huiskamer op je zit te wachten. Geniet daar dan gewoon van!
- Denken dat je man de remmen van de rolstoel al heeft vastgezet (en dat dan niet even checken) als je net samen op een behoorlijk steil stuk erf staat. En hem dan gewoon loslaten om de achterdeur open te gaan maken. Dat moet je in elk geval niet doen als hij zijn armen nog niet goed kan gebruiken. Daarna kan hij natuurlijk zelf weer snel remmen met de wielen, maar met gekneusde bovenarmen en hier en daar wat spierscheuren in zijn schouders is dat nog niet zo fijn voor de patiënt.
- Een leuk krukje naast manliefs bed plaatsen, met een plantje erop om hem op te vrolijken, als hij teleurgesteld is dat hij zich van de fysiotherapeut nog steeds met zijn looprek moet blijven voortbewegen terwijl hij zóóó had uitkeken naar zijn krukken. Hij vond het “krukje” al wat flauw, maar daar kon hij nog wel om lachen. Maar toen bleek dat het vrolijke plantje dat ik erop had gezet ook nog “gipskruid” heette, vond hij het toch een beetje lullig worden. En echt… ik deed het écht per ongeluk.
- Graag tien dingen willen opsommen, terwijl je echt maar zeven heel domme dingen hebt gedaan als mantelzorger. Dan moet je gewoon trots zijn op die honderd dingen die je wél goed hebt gedaan en die maken dat manlief nu met sprongen vooruitgaat.
Nou ja… “sprongen”… Met kleine stapjes gaat hij (letterlijk) vooruit. Maar de stapjes zijn groot genoeg om te mogen hopen dat alles weer goedkomt. We zijn nog wel een jaartje bezig, zo is ons voorspeld, maar elke stap is er eentje, en zuster Tinus gaat naast het zorgen nu ook maar weer eens aan het werk. Het “gewone” werk. Fijn stukkies tikken over het “normale” leven. Zin in!
Ik kijk ernaar uit om weer eens op een terras te gaan zitten en mensen te spotten die me inspireren. En dan neem ik manlief gewoon mee!
Mocht je dus twee mensen over de weg zien zwalken waarvan er eentje in een rolstoel zit en de ander wat slingerend loopt te duwen: dat zijn wij! Dan hebben we eindelijk weer eens een terrasje gepakt, maar misschien hadden we beter kunnen beginnen met een koffietje.
Proost mensen! Op het leven!