de bloemen van wieke
Ik heb een zus met groene vingers. Alles wat zij aanraakt, verandert in een bloemenzee.
Ze steekt veel tijd in haar tuin, dat maakt veel uit natuurlijk. Soms heb ik ook groene vingers, maar vaak bruine.
Ik wilde dolgraag pioenrozen. Grote bossen, zodat ik ze ongegeneerd kon plukken. Drie jaar geleden zette ik drie pioenroosplanten in de grond. ‘Et maintenant, que fais-je faire?’ zong ik ze toe, met Gilbert Bécaud. Ik bedoelde dus: en nu… wat ga ik doen totdat het jullie belieft iets te doen wat op groeien lijkt? Wachten? ‘Ja,’ knikkebolden de petieterige plantjes, ‘da’s heel goed voor iemand zoals jij.’ Oké dan. Ik wachtte een jaar. Dat viel mee, want toen woonden we nog in Zambia, waar alles wat je in de grond stopt het meteen probleemloos doet, mits je de boel goed bewatert. Voorbeeld: een takje bougainville van 30 centimeter, dat ik gewoon in grond stak, groeide in twee jaar tijd uit tot een immense en weelderige struik. Mijn avocadopitten werden enorme bomen. Maar liefst zes stuks.
In de prille lente van 2018 kwamen we thuis. De pioenplanten stonden er nog steeds wat armetierig bij. Vooruit: water, mest, een peptalk, ik was er weer, dus ik sprak ze bemoedigend toe. Of ze er nou de pest in hadden omdat ik zo lang was weggebleven? Sommige planten hebben daar een handje van. In de zomer van 2018 geen enkele bloem, slechts groene bladeren, die je gemakkelijk aanziet voor onkruid. Ik tenminste wel. Ooit heb ik in 1980, als tuinnitwit in onze allereerste tuin, alle floxen uitgeroeid omdat ik dacht dat het onkruid was.
De zomer van 2019: zelfde beeld. Groen groen groen. ‘Ik doek jullie op als er volgend jaar niks gebeurt!’ dreigde ik. ‘Dat doet ze met mij ook als ik niet doe wat ze zegt,’ waarschuwde Man, die in mijn buurt onkruid aan het trekken was. ‘Jullie eindigen op de mesthoop. Vijf voor twaalf jongens, het is echt oppassen geblazen!’
Gelukkig kun je erop rekenen dat het altijd weer lente wordt. Op een wonderschone ochtend riep man mij: ‘Verrassing, kom eens kijken?!’ Een schitterende, zalmroze pioenroos, met daaronder nog een knop, prijkte tussen het groen. ‘Jemig, maar twee?’ riep ik, ‘wat denkt die plant wel niet!’ Ik verbeeldde me dat de bloem een beetje verwijtend deed. Wat zeurde ik nou? Wedden dat er volgend jaar een hele bos pioenrozen staat? Sommige bloemen (en ook mensen) zijn laatbloeiers, die komen langzaam op gang om daarna tot grote hoogten te stijgen. En je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.