Jij of U?

 

‘Spreek ik met Biesheuvel?’ zegt een mij onbekend meisje aan de telefoon. ‘Jazeker’, antwoord ik, en ze ratelt meteen door: ‘Met Wendy van de huppelepup bank, gelukkig dat ik je thuis tref!’ Je? JE?

 

 

Heb ik met dat kind op school gezeten? Ik slik ‘ken ik U ergens van’ in, want om nou meteen onaardig te zijn is ook zowat. Ze belt trouwens niet voor mij, maar voor Man en hem noemt ze ook al bij zijn voornaam. Kennelijk weet ze die.

 

‘Ik ben verdorie oud genoeg om haar verwekt te kunnen hebben!’ zegt Man verontwaardigd, nadat Wendy hem een afspraak heeft bezorgd. ‘Dan had ze ‘je’ mogen zeggen,’ weerleg ik. Want onze kinderen zeggen ‘je’ tegen ons. Man zei ‘u’ tegen zijn ouders. Ik niet, bij ons thuis was het je en jij. Daar moest de kouwe kant enorm aan wennen. Mijn schoonzus gaf mijn vader ooit een bon voor zijn verjaardag: ‘goed voor 100.000 x JE en JOU zeggen’. Maar de mannen van mijn zus en mij begonnen er niet aan. Het lukte ze domweg niet.

 

Ik vraag me vandaag ineens af waarom die amicale Wendy ons zo irriteert. Niet alleen zij, maar vorige week nog iemand van een webwinkel die Kim heette en mij dit toevoegde: ‘Nou, dit gaan we snel voor je regelen!’ Ik ken die hele Kim niet. Ze ging datgene waarvoor ik belde corrigeren, zei ze, dat was tenminste meegenomen. Ze hing op met ‘doedoei!’ Moet iemand, die mij nooit persoonlijk heeft ontmoet, meteen je en jou doen? Alsof dat vanzelfsprekend is? Wij kennen genoeg mensen die veel jonger zijn dan wij en zij noemen ons bij onze voornamen en wij hen. De dokters, de tuinman, onze hulp, de kapper, de schilder en de glazenwasser. Die kennen we al jaren en dan is tutoyeren veel gezelliger.

 

Het lijkt erop dat ik het gejij en gejou als een soort gunst zie, die je moet verdienen. Pas als we elkaar voldoende kennen, dan mag het, zoiets. Toch is het een wonderlijk fenomeen. In de jaren zestig was ik au pair in Frankrijk en een van de dochters des huizes, net als ik achttien jaar, vroeg na drie weken of ze mij mocht tutoyeren. Ze had steeds ‘vous’ gezegd, maar vond het nu wel oké om op ‘tu’ over te gaan. Ik weet nog dat ik me gevleid voelde. Haar ouders, van adel (maar geen cent te makken), spraken elkaar tot hun dood met ‘vous’ aan. We hebben allemaal een voornaam gekregen. Cadeautje van onze ouders. Maar wat mij betreft mag niet iedereen met dat cadeautje spelen. Ben ik nou een ouderwetse trut? Misschien doe ik het zelf ook wel stom, want ik neem altijd de telefoon aan met: ‘Wieke Biesheuvel’. Wie weet wekt dat verwachtingen. Ik doe dat al sinds mijn zesde jaar, toen we thuis telefoon kregen. Even terzijde: ik heb ooit een minister aan de telefoon gehad als achtjarige, die mijn vader wilde spreken. Ik verstond zijn naam niet en vroeg: ‘Wie bent u?’ Daar heb ik een enorme preek over gekregen van mijn moeder. ‘Met wie spreek ik?’ had ik moeten zeggen. Maar ik zei wel ‘u’! Ik ben benieuwd hoe dat met jullie zit… en terwijl ik dit tik, realiseer ik me dat ik tegen jullie allemaal jij doe in mijn antwoorden op reacties, terwijl we elkaar niet persoonlijk kennen. Maar dat voelt dan weer wel zo. Pffff. En toch en toch en toch, hadden Kim en Wendy ‘u’ moeten zeggen. Dit is zo’n dag dat ik moe word van mezelf. Misschien jullie/u ook wel…

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel