De jurk waar Wieke al jaren naar zocht
Vorig jaar oktober: ‘Niet meer verkrijgbaar, mogen wij u iets anders voorstellen? ’Driewerf NEE, dat mogen jullie niet. Ik wil DEZE! Echt dé jurk waar ik al jaren naar zoek.
Rekbare sweatstof, met diepe zakken, een V-hals en nét over mijn rare knieën vallend. En vlammend rood. Waarom prijzen ze iets aan als ze het niet kunnen leveren? Mopperdesputterdesputter. Natuurlijk zet ik me hier overheen, want er zijn ergere dingen dan het niet kunnen kopen van een jurk. Een puntje: wanneer draag ik eigenlijk jurken? Bijna nooit. Broeken zitten fijn, je kunt wijdbeens gaan zitten zonder dat je aanstootgevend bezig bent en er kan probleemloos gefietst worden. Wat moet ik dan met een jurk? Niks. Vroeger fietste ik krampachtig met mijn benen bij elkaar naar school, omdat ik beslist een strak rokje wilde dragen. Wij van de MMS fietsten allemaal zo. Ik had een rokzadel, om een rare punt in de achterkant van de rok te voorkomen.
Maar ik had me al zien paraderen in die nu onbereikbare rode jurk, goed passend bij mijn inmiddels grijze haar. Alleen: voor wie paradeer je tegenwoordig? Puur voor mezelf, want ik zie, behalve mijn kinderen en Man, bijna niemand. Man noemt een jurk nog steeds een japon en ziet meestal niet wat ik aan heb. Nee, ik ben klaar met jurken. Eigenlijk haat ik ze. Ondingen. Je moet ook nog eens een panty aan en die heb ik niet. Of ja, ik heb er twee, in de ene heb ik meteen een gat getrokken en de andere hangt ergens halverwege mijn dijen. Dus ik heb de teleurstelling van de niet meer verkrijgbare rode jurk heel goed verwerkt zonder mijn coach te hoeven bellen. (Heb ik een coach? Nee, maar dat hoeft ook niet als je geen jurken hebt.) Je moet jezelf een beetje flink toespreken.
Het wordt januari en ik verbeeld me dat de dagen al ietsje langer worden. De bel. Een pakje. Ik heb toch niks besteld? Krijg nou de kippenkoorts? DE JURK. Zelfs twee. Dat is waar, ik had ooit twee maten besteld. Ik pak ze uit. Toch maar even passen, al ga ik ze uiteraard niet kopen. Graag of niet, grrrr. Goh. De kleinste maat zit me als gegoten. Die is nog best wel groot, maar de grootste is echt te hobbezakkerig. Naar de spiegel. Valt niet tegen. Fijn, die diepe zakken. Nog eens kijken, hij is echt heel leuk en prettig. Daar hebben we Man. Die doet zijn handen voor zijn ogen. ‘Wow, verblindend! Je kan niet doen alsof er niemand binnenkomt als je dat aan hebt!’ Hij kijkt, kijkt nog eens, en komt dan toch met: ‘Best wel leuk, je kan zo bij de brandweer.’ Ja hoor, de brandweer. Ik hou de jurk. Toch die coach bellen? Ach nee, dat hoeft niet als je zelf een beetje nadenkt. Ik ga een panty halen bij de buurtsuper. Wat er heel mooi bij staat, is het kerstcadeau van Man, een ketting met olifantjes als schakels. Ook meegenomen: hij vloekt niet bij mijn auto. Helemaal ton sur ton.
Dan komt er een strenge brandbrief van de jurkenfirma: of ik per omgaande de jurk wil betalen. O jee, en ik loop er al weken in rond. De bel. ‘Dáár is de deurwaarder,’ denkt Man, ‘maar die schrikt zich kapot van dat rood, maak je geen zorgen!’