Wieke wordt gebeld door een telemarketeer

 

‘Goedenavond’, zegt een vriendelijke mevrouw, als ik de telefoon opneem in de keuken. Op onze vaste lijn, wij zijn nog zo ouderwets dat we die hebben. ‘Ook goedenavond’, zeg ik, terwijl ik in mijn pan roer, want ik sta een roux te maken. Dat steekt nauw. 

 

‘Is het gezinshoofd thuis?’ ‘Dat ben ik’, zeg ik, want hállo, wij zijn allebei gezinshoofd, net als Janus met zijn twee koppen. ‘U was klant van ons en nu niet meer!’ Was ik dan klant? Weet ik veel? En met wie heb ik het genoegen? Een energiebedrijf. O ja, Man was overgestapt. ‘Geen flauw idee,’ zeg ik, ‘dat weet het andere gezinshoofd en hij is er niet. Maar ik sta een roux te maken, dus ik ga nu ophangen.’ ‘Ik weet niet wat een roux is’, zegt ze. ‘En ik weet niet waarom we dit gesprek voeren, dusss…’ zeg ik. ‘Wij zijn uit op het verbeteren van de relaties met onze oude contacten….’  Fijn, een nobel streven, maar nu brandt mijn roux bijna aan, dus dikkedoei. Kortaf zeg ik ‘goedenavond’ en breek het gesprek af. Zitten er verdorie toch klontjes in mijn roux. Ze verbetert maar een eind heen, wij hebben een andere energieleverancier, dat zal Man niet zomaar hebben gedaan. Klaar. 

 

Nu is het plan, las ik onlangs in de krant, dat die wervende telefoontjes binnenkort niet meer mogen. Dit is wel de doodsteek voor telemarketeers, die ook maar gestuurd worden. Ik kan me niet voorstellen dat er ooit iemand is die het gezellig vindt als er een onbekend personage belt met een waaromvraag of met een waanzinnig aanbod waarop je niet zit te wachten. Het woord gratis valt dan vaak, al is dat dan uiteindelijk toch niet helemaal zo. Wat verschrikkelijke baan. Altijd chagrijnige mensen te woord staan en afgebekt worden. Ook ik bek ze soms af. Niet aardig, maar ik heb toch niet gevraagd of ze me wilden bellen? Tegen een man die zei dat hij mij onbeschoft vond, heb ik ‘donder op’ gezegd. Want ik was niet onbeschoft, ik zei alleen na elke zin in een denderende monoloog van hem (ik kwam er nauwelijks tussen): ‘Ik heb geen belangstelling.’ Tot wel vijf keer toe. Toen vond hij mij onbeschoft en ik vond mezelf nog best beleefd. Hij was zo’n sprekende reclamefolder die je meteen bij het oud papier gooit. Wanneer en waarom zouden ze mij wél mogen bellen? Knars knars knars (= mijn hersenen). Ik kan NIETS bedenken. Ik heb trouwens alles al. Dat antwoordt Man altijd als hij zo’n type aan de lijn krijgt: ‘Ik heb alles al. ALLES. Zelfs een leuke vrouw. Dág!’ 

 

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel