Voor de derde keer ga ik naar Christine Banda bij Immigration. Negentien dagen verlenging graag, bovenop onze verblijfsvergunning. ‘No problem’, zei ze de vorige keren. Ze moest wel steeds eerst overleggen met haar superior en dan wachtte ik. De ‘superior’ was steeds weg. Driekwart van de Zambiaanse ambtenaren vergaderen hun halve leven. Tegen een vergoeding, dus ze zullen wel gek zijn om niet te gaan. Christine begroet mij en is intens gelukkig dat ze me weer ziet, zegt ze. Anders ik wel. ‘En?’, vraag ik, als we de serie beleefdheden hebben afgewikkeld. Hoe het met het kleinkind gaat en of oma nog last heeft van de jicht?
‘Laat ik toevallig gisteren mijn superior in Chipata hebben gesproken over jullie’, zegt Christine vrolijk. ‘En? Wat zei hij?’ ‘Uh, nou, dat het niet kan.’ Maar ze gaat nu weer bellen. Misschien kan het ineens wel, wie zal het zeggen? Ze heeft natuurlijk nog geen woord met hem over ons gewisseld. Maar ik blijf lachen, net als zij. O. Superior is even weg. ‘Let’s wait!’ Ja, laten we dat vooral doen. Hartstikke leuk. ‘Ondertussen,’ stelt ze gierend voor, ‘kunnen we foto’s maken van ons samen!’ De schoonmaakster zal ze maken met Christines telefoon. Die schoonmaakster is in haar vrije tijd vast cliniclown. Of we zus willen gaan staan, en zó. En daarna met de billen tegen elkaar alsof we dansen. En ik? Alles voor de 19 dagen verlenging. De dames gillen van de pret.
‘Goed dat je vroeg bent, want om 9 uur begint mijn vergadering in de Benzi Lodge’, meldt Christine na de fotoshoot. Of ik met de auto ben? Ja? ‘Dan kun je ons daar afzetten’. ‘Alleen als ik mijn verlenging krijg’, grap ik. Hahaha. Ze gaat het hiernaast vragen, daar zit de superior van haar superior. Ze blijft een kwartier weg. Als ze terugkomt zegt ze: ‘Ik heb héél goed nieuws!’ En dat is? ‘Dat wij op 2 april langs moeten komen, een dag voor de workpermit verloopt.’ En dan krijgen we een brief mee voor de douane in Lusaka, waarin staat dat ze ons er zonder boete door moeten laten. Want hier mogen zij geen visa afgeven. En in Chipata ook niet. Ik geloof er geen hout van.
Knarsetandend breng ik Christine en collega’s naar de Benzi Lodge. En of ik wil omdraaien, want daar staat nóg een collega op de hoek van de splitsing. Het is een drama met het vervoer hier. Ja, en met jullie administratie ook, stelletje gladiolen. Maar dat zeg ik niet. Aan mevrouw Banda en haar superiors hebben we he-le-maal niets. Nou ja, leuke bumpfoto’s. Misschien moet ik die laten zien bij de douane: ‘KIJK! Dit moest ik doen om 19 dagen langer te mogen blijven!’