Enfin, tot zover de tassen van mijn moeder en koningin Elizabeth. Het duurde wel twintig jaar voor ik met een tas liep. Maar ineens had ik een portemonnee, sleutels en sigaretten (ja, ik rookte Belinda menthol, voordat ik iets zinvols deed met mijn verstand).
Géén aansteker, anders liep je leuke jongens met aanstekers mis. Rol pepermunt. Stop dat maar eens allemaal in de zakken van je rok of broek. Mijn eerste tas was van zwart gekreukeld schapenleer met een lang hengsel, zodat ik hem schuin over het lijf kon dragen, over de linkerschouder. Ik wilde vooral geen last van die tas hebben.
En nu? Mijn tas is me heilig. Wat erin zit? Kijk maar op de foto. Veel. De narigheid is alleen, dat ik er niets in kan vinden. Maar omdat ik zeker weet dat wat ik wil hebben, er toch in zit, keer ik hem vaak even om, dat scheelt irritant gezoek. Pas nog. Autosleutel zoek. Tas omgekieperd op het bureau van een hotemetoot waar ik toen was. Zat die sleutel in mijn bh. Ik maak die tassen zelf. Overlijden ze, dan naai ik een nieuwe. Wat dit mens met een houten varkentje in haar tas moet? Gekocht voor mijn schoondochter. Die spaart ze. En alles wat in die tas zit, hoe raar het ook klinkt, raakt tenminste niet kwijt. Mijn tas gaat met me mee naar bed. Zit in de genen.