“We blijven hier slapen, alle huizen zijn dicht”
“Mama, mijn huis is op slot, hè? En Haarlem toch ook? We blijven hier slapen in de Efteling.”
Eén ding weet je zeker in het leven: niets is voor altijd. Dit weekend dus ook niet. Na twee nachten Flo, die bedhopt van zus naar zus en dan eindigt bij ons, voelen we allemaal dat het afscheid nadert. Bij mij uit zich dat in onnodig georganiseerd doen. Tandenborstel gebruikt? Hup, de toilettas in. En laat ik die koffer meteen ook maar inpakken en bij de deur zetten. Bij Flo druk ik daarmee meteen op de hakken-in-het-zand-knop. “Mama, mijn huis is op slot, hè? En Haarlem toch ook? We blijven hier slapen in de Efteling.” Dat duizend keer.
We anticiperen misschien anders op een komend afscheid, maar tot het zover is doen we allebei exact hetzelfde: die koppies steken we in het zand. Diep. Dus we gaan nog een keer het Efteling-park in. En in het treintje van Max en daarna nog in dat van Moritz. Van de meneer van de Vogelrock, waar het nog heel rustig is omdat iedereen naar de nieuwe attractie Dans Macabre wil, mogen we nog een rondje blijven zitten. En nog een. Dan gaan we door naar de Sirocco waar Flo de hele attractie krom ligt van het lachen, en natuurlijk is deze dag niet compleet zonder een rondje Droomvlucht. Daarvan moet de puzzel ook gekocht en mee voor de begeleiders. Ik heb stiekem een beetje medelijden met ze, duizend stukjes. Daar is natuurlijk nooit tijd voor. Tijdens de wandeling door het sprookjesbos wordt Flo’s mantra – “we blijven hier slapen, alle huizen zijn dicht” – nog een paar keer herhaald en als we in ons huisje zijn om te lunchen, de cadeautjes voor Flo’s verjaardag uit te pakken en dan toch echt op te gaan ruimen, gaat het een beetje mis. Dikke tranen. “Ik blijf hier.” Voorzichtig laat ik een filmpje zien dat I., een van haar lievelingsbegeleiders, me heeft gestuurd. Zingende bewoners, een gezellig versierde keuken en lieve verjaardagswensen. “Ik ken die mensen niet.” Flo wil er niks van weten. Maar als ik de kamer uitloop, opruimend – je kent me – hoor ik dat ze het filmpje toch weer afspeelt. En als ik binnenkom, gebeurt hetzelfde. En zie ik daar nou een lachje op haar gezicht?
Als we vertellen dat er in haar huis nog twee cadeautjes liggen en er taart en frietjes wachten, is ze om. We gaan. Nu verwacht je misschien een apotheose die ruikt naar rozenblaadjes. Dat is niet zo. Eenmaal in haar huis wacht niet de begeleider die ze had bedacht. En een huisgenootje hoeft maar in de gang te staan om haar te ontregelen. Overprikkeld rent ze naar de woonkamer. Tranen en een dichte deur. In overleg met de begeleiding besluiten we om toch maar weg te gaan. Gelukkig zwaait ze ons uit. Woensdag weer alles samen.
De auto voelt leeg, net als ons hart. We praten na. Over hoe heerlijk het was. En hoe goed Flo het deed. Dat niets te veel was. Zelfs de theatershow van anderhalf uur hield ze voorbeeldig vol. Hoe ze na afloop “Geweldige show” had geroepen. En hoe ze een plukje mensen bij de ingang begroette met een “Heeee, beste mensen!” En vooral ook dat gezichtje, zo mooi alsof het getekend was, dat in mijn armen had gelegen die zondagochtend. Over onze angsten spraken we ook. Allemaal hadden we gevreesd voor een epileptische aanval tijdens de voorstelling. Maar nee. Niets. Het was goed geweest. Op het afscheid na. De volgende keer toch iets beter werken met picto’s, besluiten we. We leren elke keer weer.
Dan krijg ik een appje van het huis van Flo. Twee filmpjes en een foto van haar taart. Ze hebben er een foto in verwerkt van Flo tijdens een festival waar ze deze zomer waren. Op het filmpje zien we Flo. De armen in de lucht als er voor haar gezongen wordt, grappen makend als ze de cadeaus uitpakt. Als de begeleidster haar kaart voorleest, hoor ik de stem van A., haar huisgenoot. “Geeft niet hoor dat je nog niet kan lezen. Ik kan het ook niet, het is hartstikke moeilijk.” En dan moet ik gewoon even ergens heel hard in knijpen. Van alles tegelijk.