Waarom zo’n hippe capsulecollectie toch niks voor mij is
Tik op Pinterest (dat is een plaatjes-inspiratiewebsite) ‘capsule collection’ of ‘capsule wardrobe’ in en je krijgt de meest bevredigende afbeeldingen van perfect georganiseerde doch minimalistische kledingkasten.
Met van die prachtige dunne roségouden hangertjes waar dan een hagelwit gestreken overhemd aan hangt, een zwart jurkje, een grijs wollen vest, een blazer en een dikke donkerblauwe spijkerbroek. Ja, broeken schijn je te moeten uithangen. Daarnaast een stapeltje perfect opgevouwen T-shirts en opgerold ondergoed in een bamboemandje. Twee paar vlekkeloze schoenen eronder, klaar. Dit is het, hier moet je het mee doen.
Maar wat is dat eigenlijk, een capsule wardrobe? Google leert me het volgende: ‘een garderobe die uit 37 kledingitems bestaat. Items die van goede kwaliteit zijn, waardoor je een duurzame garderobe opbouwt. Hierdoor hoef je minder vaak nieuwe kleding aan te schaffen en blijf je weg van ‘fast fashion’. Wat niet meer is dan massaal elke seizoen weer een nieuwe lading kleren van een grote modeketen aan te schaffen.’
Ik stel me altijd voor hoe snel de eigenaresse van een kast vol ‘capsulekleren’ ‘s ochtends klaar is met aankleden. En hoeveel tijd zij dus overhoudt. Zij doet over dat aankleden vast geen twintig minuten en zal zelden in iets beneden komen waar ze eigenlijk niet helemaal tevreden mee is. Keuzestress komt in het vocabulaire van een minimalistisch ‘capsule-wardrobe-persoon’ niet voor. Een kast vol maar niks om aan te trekken, vast ook niet.
Ik weet niet hoe het bij jullie is, maar mijn kledingkast ziet eruit als een overhoop gehaalde bontgekleurde kringloopwinkel gemixt met wat designstukken. Een kakelbonte bende in ieder geval. Mijn bonte boho-dresses (dat zijn van die heerlijk zwierige boerderie-jurken) hangen over elkaar heen, de rokken vaak weggeduwd door een paar cowboylaarzen (met wat opgedroogde aarde) die ik eronder in de kast heb gesmeten, want in de gang bleef ik er maar over struikelen. Truien en vesten in allerlei soorten en kleuren en maten liggen verspreid op een plank – ooit waren dat twee keurige stapels. Rokjes van nog voor mijn drie zwangerschappen blijven eigenwijs aan een hanger hangen, hopend dat ze ooit nog worden aangetrokken. Stiekem weet ik wel: die ga ik van z’n lang zal ze leven nooit meer over mijn heupen krijgen. Maar wie weet, dan toch, ooit, als ik dat babyvet er volgende zomer opeens wél af ga krijgen?
Of mijn trouwjurk die pontificaal in het midden van mijn kast hangt. In een hoes, dat wel. Maar die behoorlijk wat ruimte inneemt en mijn andere jurkjes verdringt. Toch word ik er blij van, iedere keer weer als ik mijn kastdeuren opendoe om te zien wat ik nu weer aan zal trekken. En dat kleine geluksmomentje – iedere dag weer de herinnering aan de allerleukste dag van mijn leven – is dat onhandige ding meer dan waard. Ik zal het maar niet over mijn sokken, panty’s en ondergoed hebben. Die liggen weliswaar weggestopt (of eerder gepropt) in van die hippe bakken, maar Marie Kondo zou er spontaan een beroerte van krijgen.
Al sinds het uitbreken van de coronacrisis neem ik me voor om alles wat me niet meer past, alles wat ik al jaren niet heb aangehad (en waarvan de kans heel klein is dat ik het ooit nog zal dragen) en alles wat me eigenlijk niet staat maar wat ik ooit kocht omdat het in de mode was (fast fashion, bah!) op te ruimen. Hoppakee, naar de Kringloop ermee. Maar dan bedenk ik weer hoe gezellig die groene glitterbroek is, dat vestje met rode hartjes, die roze zijden blouse en mijn tulen rok. Juist nu, in deze sobere tijden, kunnen we wel wat kleur en gezelligheid gebruiken, toch? Niks louter een wit overhemd, blauwe broek en zwart jurkje. En maar twee paar schoenen. Sobere tijden vragen om uitzinnige, rijke kasten. Die Pinterestwaardige capsulekast bekijk ik voorlopig wel op Pinterest. Als ik zin heb in een feestje, trek ik mijn eigen kast open!