Laaghangende buien
Caroline loopt te tobben met van alles en vraagt zich af hoe dat komt. Na een onverwachte ontmoeting op straat voelt ze zich echter meteen een stuk opgewekter.
Humeursmurfend loop ik door de stad. Op weg naar niks. Met mijn hond Ceesje. In de hoop dat mijn steeds lager hangende bui door wat frisse lucht weg zal trekken. En dat ik er iets van energie van zal krijgen, want ik ben écht zó moe.
Bij het stoplicht staat ze ineens naast me. Met haar fiets aan de hand. Een van mijn grootste talenten is dat ik gezichten en namen voor altijd onthoud, dus natuurlijk herken ik haar. Ze ziet er, hoe zal ik het zeggen, niet erg opgewekt uit. Maar hé, het is winter en we zijn inmiddels allemaal de vijftig gepasseerd, de mensen uit mijn studententijd en ik, en dat is ons aan te zien.
We kijken elkaar aan en voor ik het weet, zeg ik: ‘Weet je nog wie ik ben?’ Ze heeft geen clou. Wat ook niet zo vreemd is, want ik heb vorig jaar geen kappertje gepakt, maar een chemootje. (Botte grap, maar bij mijn collega May-Britt en mij staat hij vrij hoog op het lijstje ‘zullen we samen even hard lachen’) Daardoor ben ik van een blondine met opgestoken haar veranderd in een brunette met een ‘kort pittig kapsel’. Dus zeg ik mijn naam en er gaat een lichtje branden. Ik vraag: ‘Hoe gaat het?’ Nou. Niet goed. Helemaal niet goed. Zware depressie. Zo ziet écht ongelukkig zijn er dus uit, denk ik.
Een snelle fietser scheldt ons verrot, terwijl we daar samen half op het fietspad in de weg staan
Een snelle fietser scheldt ons verrot, terwijl we daar samen half op het fietspad in de weg staan. Het stoplicht blijft onverstoorbaar op rood en groen gaan. Ceesje zit braaf naast mijn been. Kort vertelt ze me hoe het zo gekomen is, dat ze zich geen raad weet sinds haar kinderen uit huis zijn. Op de rand van tranen. Ze kan er gewoon niet mee omgaan. Mijn hart breekt spontaan als ik de blik in haar verdrietige en vermoeide ogen zie.
Hoe het met mij gaat? Nou. Daar heb ik ineens een heel andere kijk op dan een kwartier geleden. Dat zeg ik uiteraard niet, ik vertel wat over mijn borstkankerjaar, terwijl ik het liefst mijn armen om haar heen zou willen slaan om haar te troosten. Ook begin ik er maar niet over dat ik het eigenlijk wel even lekker rustig vond toen mijn dochter een paar maanden naar Italië ging.
Als het stoplicht voor de zoveelste keer op groen gaat, steken we samen over. Zij stapt op haar fiets, ik vervolg mijn wandeling. Opgewekter dan ik me in weken gevoeld heb. Want hoe naar en angstig ik steeds vaker ook ben, ik hoef geen psychiater te bezoeken om 100% zeker te weten dat ik in ieder geval géén depressie heb. Wat er dan wel met me aan de hand is, ga ik dit jaar eens goed uitzoeken.
Fotografie portret: Esmee Franken, visagie: Linda van Iperen, haarstylist: Mandy Huijs