Ver-, be- en oordelen
Oordelen, wie doet het niet? En be- en ver-oordelen ook. Ik doe het, jij doet het, de dokter en de politieagent doen het, iedereen doet het.
Zelfs mijn kat doet het. Hij heeft een duidelijke voorkeur voor een bepaald soort brokjes, en sinds dat oordeel is gevallen, eet hij de brokjes die hij als “niet te vreten” heeft beoordeeld niet meer op.
En op zich is dat logisch, want oordelen heeft ons gebracht waar we nu zijn. Volgens Roos Vonk (hoogleraar sociale psychologie) stammen wij zelfs af van de voorouders die dat het allerbeste konden. Zij die dat minder goed deden zijn namelijk opgegeten, verdronken, ziek geworden, verdwaald, vermoord, enzovoort. Die hebben het niet (of fout) (be)oordelen met de dood moeten bekopen, en zich daarna niet meer kunnen voortplanten. Terwijl degenen die goed konden oordelen steeds overleefden en die gave hebben vastgelegd in ons huidige DNA.
En wij hebben deze gave nu natuurlijk veel minder nodig dan in de tijd van de grote bedreigingen, maar we doen het dus nog steeds. En vaak is het ook bruikbaar. Als ik een fietser zie aankomen, is het reuze handig dat ik kan beoordelen of hij ondersteund wordt bij het trappen, of niet. En ik heb gaandeweg ook nog geleerd dat ik dat niet meer alleen kan beoordelen op leeftijd, maar dat het even goed een kilometertje of tien per uur kan schelen en dat dat dus heel bepalend kan zijn voor het moment dat ik er nog vóór duik of hem te pletter rij. Wel zo handig dat ik daar dus even een beoordelinkje op loslaat.
Maar wat ik níet hoef te doen, is een oordeel vellen over zijn jas. Die doet er niet toe op dat moment. Wat een leuk mutsje, schattig rugzakje, ouderwets kapsel, stomme bril, slakkengangetje, mooie ogen, voegt dan niet zoveel toe. En toch lijken steeds meer mensen op dat soort input te oordelen.
Door af te gaan op ervaringen, lessen, inzichten, enzovoort, denken we iets steeds beter te kunnen inschatten, maar de details die we meenemen zijn tegenwoordig wat overdreven.
En nee, ik mag niet profileren, maar ik doe dat natuurlijk toch. Als ik in een bos een leeuw tegenkom, denk ik echt niet: nahhh, ik ben nog nooit gebeten door een leeuw, dus dit exemplaar zal dat vast ook niet doen. Nee, ik heb lessen geleerd van anderen. Van voorlichting, nieuwsberichten, krantenartikelen, boeken, tijdschriften, verjaardagverhalen, enzovoort. En ik gebruik dat allemaal om de situatie daar snel mee in te schatten en te (be)oordelen.
Maar wat ik niet doe, is die leeuw ook nog op niet ter zake doende dingen beoordelen, en dat dan óók nog even snel delen met anderen. Waarom zou ik? Alles wat ik automatisch beoordeel voor dát moment heeft zin, en daarna ren ik weg of blijf ik staan. Al mijn handelingen worden beïnvloed door mijn eigen ervaringen, plus die van anderen die ik ooit heb gehoord of gelezen.
Maar wat ik natuurlijk níet doe, is schreeuwen dat hij lelijk is, scheel kijkt, schuin overstak, uit zijn bek stinkt, zijn manen moet kammen, en alles wat ik nog meer kan verzinnen om hem naar beneden te halen. Waarom zou ik? Ik denk niet dat hij me daardoor met rust gaat laten. In tegendeel zelfs!
Bovendien zou ik me – als ik er goed over nadenk – nogal dom voelen. Ook al voel ik me op dat moment bang, minderwaardig, bedreigd, beledigd of geïntimideerd, ik zou nooit gaan schelden. Zelfs als ik me sterker, beter, of mooier zou voelen, zou ik daarover op dat moment zwijgen, denk ik.
En waarom? Ik weet het niet.
Of, nou ja… eigenlijk weet ik het wél. Ik oordeel er alleen niet over bij anderen.
Of, nou ja… eigenlijk doe ik dat wél. Maar ik deel het niet met wéér anderen.
Of, nou ja… ik schrijf er natuurlijk wel weer een stukkie over.
Maar bij mij heet dat werk. En ik grom wel als een leeuw, maar ik bijt (nog) niet.