Twee uurtjes zonder Flo
Het had oké geleken, die woensdag toen we het afspraken. En ver weg nog.
‘Laat haar dan maandag maar alleen komen.’ Het had oké geleken, die woensdag toen we het afspraken. En ver weg nog. Maar nu ik het dijkje opdraai en daarna de scherpe bocht naar beneden neem en de zorgboerderij in de verte zie liggen, voel ik toch een kriebel. Na het ‘incident’ op haar vorige groep in november is Flo thuis geweest. Veilig voor haar kacheltje verslond ze Tinkerbell-films en Barbapapa in het Italiaans. De afgelopen maanden zetten we samen wel honderdduizend stappen, dronken we minstens veertig warme chocolademelk met slagroom en ben ik de tel kwijtgeraakt van de mensen die Flo tijdens onze wandeling heeft uitgezwaaid. Meestal met twee armen.
Of ik was er, of onze lieve Stella, maar haar alleen achterlaten in een nieuwe omgeving, dat was wel even geleden. Natuurlijk houd ik het luchtig en puf ik woorden als ‘gezellig’, ‘enig’, ‘ik ben jaloers op je, hoor, zo met die diertjes’ en kus ik haar zo nonchalant mogelijk. De eigenaresse van de boerderij wandelt rustig naar ons toe terwijl haar honden naar hun vijfde versnelling schakelen. Het bad is warm hier. Of ik nog even wil snuffelen, vraagt mijn meisje. Ik geef nog een kusje toe, maak een wij-appen-wel-ik-ben-in-de-buurt-beweging naar de eigenaresse en draai zachtjes het boerenterrein af. De kiezels knerpen onder mijn wielen terwijl ik probeer te ontcijferen wat het silhouet in mijn spiegel, de schouders iets gekromd, me wil vertellen. Dan zeg ik tegen mezelf dat ik het los moet laten. Probeer het in ieder geval.
Twee uurtjes moet ik doorbrengen en hoe heerlijk ik dat ook zou moeten vinden, het voelt raar. Dat ik deze ochtend bijna niet kon lopen van de rugpijn zal geen toeval zijn. Ik gok dat mijn lichaam de tol van de afgelopen maanden toont. Dat mag blijkbaar nu de deur naar een nieuw hoofdstuk voor Flo op een kier staat. Ik overweeg mijn opties (even doorrijden naar Loods5, de Zaanse Schans bekijken, verse aardappelen kopen bij die boerderij waar ik net langs ben gereden) maar parkeer mijn auto onderaan het talud bij het haventje om de hoek. Uit het zicht. Ik zet de motor uit, buig zachtjes over het stuur en begin dan heel hard te huilen. Gewoon omdat het kan.