Traan boven traan
Elke traan heeft zo zijn eigen verschijningsvorm.
Mijn eerste huil die ik me herinner? Die watersnoodramp die zich in mijn ogen voltrok nadat een ezel me had gebeten tijdens een uitje met de kleuterklas. Niet zozeer het moment van bijten, maar vooral het bezorgde binnenlopen van mijn moeder die door de juf gebeld was, was het startsein voor een dijkdoorbraak in mijn traanbuisjes.
Veel huilmomenten volgden. Toen ik naar So Blue van Prince luisterde met de foto van onze hond Bora – we hadden haar die middag laten inslapen-in mijn armen geklemd. Of toen we de haven van Antwerpen uitreden nadat we mijn broer bij de gangway van een schip hadden afgezet. Negen maanden zou hij stage ‘varen’ en moest ik mijn stapmaatje (én chauffeur van Wemeldinge naar El Toro in Goes) missen. Er stroomden tranen van geluk, van diepe liefde, van frustratie, onmacht en veel, heel veel van het lachen.
Elke traan heeft zo zijn eigen verschijningsvorm. Rolt een emotietraan elegant via jukbeen langs je neusplooi zo hups naar de bovenlip waar je hem elegant weg kan nippen met het puntje van je tong, zo kan een diepe huiltraan pijn doen in je wimperrand voordat hij zich met geweld naar buiten duwt. Echte verdriettranen zijn lelijk en luid.
Ik dacht dat ik ze allemaal wel eens ontmoet had, die tranen van mij. Zelfs die rare oerkreet die uit me opsteeg toen ik dat kleine, niet meer levende vruchtje uitplaste. Zelfs die kende ik inmiddels.
Maar ik had ze nog niet allemaal afgevinkt. Deze ochtend, de tot nu toe zwaarste dag van mijn leven waarop ik Flo voor een tijdje naar een rustiger plek zal brengen, zie ik mijn moedertje in de keuken. Ze is uit Italië overgekomen om me bij te staan. Zoals meestal staat ze ook nu, het is bijna knap, exact op die plek waar ik moet zijn. Voor de ijskast. En ik heb haast. Ik twijfel tussen geïrriteerd zuchten of me volledig overgeven en storten in haar zachte armen. Natuurlijk kies ik voor het laatste. Mijn neus begraaf ik diep, heel diep achter haar oor. “Gelukkig kun je nog grappige geluidjes maken”, zegt mijn moeder terwijl ze over mijn rug aait. Maar het is geen grappig geluidje. Het is gewoon een nieuwe huil.