Tineke traint voor
De dufsuffer zit op een bankje en kijkt wat suffig voor zich uit. Een beetje duf ook natuurlijk, want dat is wat dufsuffers doen. Zij suffen wat duf voor zich uit.
Af en toe sluit hij even zijn ogen en dan komt er een vage glimlach op zijn gezicht. Ja, niet dat hij zit te schaterlachen, hoor. Er komt geen geluid aan te pas. En er is ook niemand die van hem hoeft om te kijken om te zien hoe enorm, ontzettend geweldig hij het naar zijn zin heeft. Hij heeft het gewoon in zijn eentje leuk. En hij glimlacht omdat de zon zachtjes een straaltje warmte over zijn gezicht strooit.
Tenminste, dat denk ik. Dat hij die warmte, en het idee dat hij vitamine D opdoet, gewoon even zit te koesteren. Maar het kan ook zijn dat hij alleen maar aan iets leuks denkt op het moment dat hij glimlacht. Dat hij trots is op zichzelf, omdat hij een klus heeft geklaard. Dat hij aan iets liefs denkt dat iemand hem onlangs vertelde, of aan dat compliment dat hij zichzelf gaf, of van een ander ontving. Of dat hij terugdenkt aan iets leuks van vroeger. Of aan een leuk iemand die hij heeft gekend, of nog steeds kent.
Ja, dat kan het allemaal zijn bij een dufsuffer. Als dufsuffers een compliment krijgen dan koesteren ze dat. Soms zeggen ze ook nog dankjewel, of ze zeggen niets, maar worden een beetje rood. Ze kleuren dan wat, omdat het over hen gaat. En dat hoeft niet per se.
Ze vinden dat zelfs een beetje ongemakkelijk. Maar ze zullen dat waar ze een compliment over krijgen nooit “downsizen” of zo. Nooit roepen: ‘Oh, joh, het was niets’, als ze een compliment over hun daden krijgen. Of: ‘Ach, het kostte geen drol’, als ze een compliment over hun kleding of spullen ontvangen. Vinden ze niet nodig. Ze vinden het gewoon leuk als jij iets van hen aardig vindt, en ze bedanken je dan voor het compliment. That’s it.
En dus noem ik ze dufsuffers, omdat ze vaak wat duffig voor zich uit lijken te suffen.
Ik heb ook vrienden die niet goed tegen dufsuffers kunnen. Want zij denken dat er niets uit komt, omdat er niets in zit. Nou, jaaaa.
Dufsuffers leven niet, denken zij dan. Terwijl ik denk dat zij juist heel erg leven! Want zij nemen het leven zoals het komt. Als de zon schijnt, gaan zij even op een bankje zitten. Als ze aan iets leuks denken gaan ze lachen, en dat hoeft dan niet achttien keer opnieuw voor een selfie. Als ze zin hebben in een dansje dan maken ze dat, maar ze gaan niet een hele choreografie uitdenken voor TikTok. Als ze dorst hebben dan gaan ze iets drinken, en dan hoeven ze niet eerst af te spreken met vrienden, en als ze honger hebben… nou ja, je raadt het al… dan gaan ze eten zonder hun bord te fotograferen voor Instagram.
Ze reizen niet, nee, ze zitten op een bankje. Althans op dit moment. Ze bezoeken geen concert met 50.000 anderen, en gaan niet naar een museum om (bijvoorbeeld) naar de Mona Lisa te kijken die het formaat blijkt te hebben van een postzegel, en waar je dan met miljoenen mensen voor in de rij gaat staan na het betalen van een enorm bedrag. Zodat jij ook kunt zeggen dat je haar gezien hebt. Pffff.
Maar zo bijzonder is dat dus niet als je het met miljoenen doet. En de zon wordt ook door miljoenen mensen gezien, maar die schijnt gratis. En dus zit de dufsuffer daar lekker van te genieten op het moment dat hij schijnt. Hij hoeft het niet in te plannen, aan te kondigen, vast te leggen, niets. Hij doet het gewoon.
En ik besluit naast hem te gaan zitten en het ook gewoon te doen. Midden op de dag en midden in het park!
Ik heb besloten om dufsuffer te worden, en dit is dag één.
Leven ga ik!