Tineke in de weer als kip zonder kop
Tegenwoordig krijg ik ook weleens e-mails waarin men aangeeft hoe men aangesproken wil worden.
Ik had eens een maatje en hen heette Merel. Merel was mooi en kwam elke ochtend even groeten. Koffie, dat wilde die niet, maar voor een praatje was hen altijd in. Alleen kon ik er nooit achterkomen of ik hen nou als man of vrouw moest benaderen, en dat maakte de praatjes soms lastig.
Voor mij dan, hè. Niet voor hen. Praatjes met meiden onder elkaar zijn toch anders dan die van mannen onder elkaar, maar aan hen kon ik nooit goed zien over welk onderwerp ik die dag iets zou willen mededelen. Waarschijnlijk zag hen dat zelf ook niet zo, en die vond dat ook niet belangrijk. Die kende dat gevoel van indelen in hokjes en jezelf dan ergens plaatsen waar je je het meest op je gemak voelt niet. Ik denk zelfs dat hen er helemaal niet mee bezig was, terwijl ik er maar mee bleef dubben.
Dat komt omdat je meestal wel een beetje kunt zien of iemand zich vrouw voelt, of man, of geen van beiden, of allebei. Maar bij Merel bleef het voor mij echt een raadsel, en ernaar vragen durfde ik niet. Ik zou het ook raar vinden als iemand mij zou vragen of ik mezelf als vrouw zie. Want dat is voor mij zoiets logisch.
Tegenwoordig krijg ik ook weleens e-mails waarin men aangeeft hoe men aangesproken wil worden. Met vriendelijke groeten van Huppeldepup hij/hem staat er dan onder. Of Dingetje zij/haar, of Hoeheetie die/hen. In het begin vond ik dat heel belerend, maar nu is dat eigenlijk best wel fijn. Het lag aan mij dat ik er moeite mee had. Ik riep dan heel opstandig dat ik graag met “majesteit” aangesproken wilde worden, maar dat ik dat niet ging afdwingen bij anderen. Maar nu begrijp ik dus pas dat het is bedoeld om het voor mij makkelijker te maken. Ik hoef nu niet te twijfelen hoe ik iemand moet aanspreken die geen duidelijke jongens- of meisjesnaam heeft, maar Raven, Sky of Star heet.
Ooit was het voor mij duidelijk dat Truus een vrouw was en Roderick een man. En eigenlijk stond voor mij dan ook alvast geschreven dat Truus een lief wijfie was en Roderick een heer van adel. Of Truus de toiletdame uit de Jordaan, en Roderick de corpsbal uit Amsterdam-Zuid. En toen ik me dát realiseerde, zag ik pas hoe achterlijk dit was. Ik zat de wereld in te delen om het voor mezelf makkelijk te maken, en dat dit voor degene die ik in een hokje stop heel ongemakkelijk voelt, daar heb ik nooit bij stilgestaan.
Maar nu dus wel, en ben ik daarmee gestopt. En ik heb aan Merel dus nooit gevraagd hoe die zich wilde laten aanspreken en het gewoon in het midden gelaten. Merel was namelijk ook nog van kleur, dus daar moest ik ook nog rekening mee houden.
Als Merel echt bruin of zwart was geweest, dan had ik het wel geweten. Mannetjesmerels zijn namelijk zwart met een oranje snavel, en vrouwtjesmerels zijn helemaal bruin. Maar bij mijn maatje Merel, waarmee ik elke ochtend graag een praatje maakte in de tuin, was het dus allemaal wat vager.
Toch waren de kleintjes waarmee die later door de tuin hipte weer heel duidelijk te onderscheiden via hun uiterlijk. Echter, zij benaderden allen hun ouder/begeleider Merel hetzelfde. De kleine kereltjes gingen er een beetje mee dollen en oefenden in agressief gedrag. De kleine dametjes zaten er soms mee in het zonnetje met wat takjes te spelen.
Of ben ik hiermee nu ook weer stereotyperend bezig? Ik denk het wel, hè? Jonge, jonge (of meisje, meisje), ik heb nog een hoop te leren.
Net als de nieuwe haan van onze buren nog veel te leren heeft. Onze buren dachten dat ze een kipje hadden aangeschaft, maar het kreng legt nul eieren en heeft zichzelf in korte tijd keihard leren kraaien.
Alleen kan deze kip blijkbaar niet klokkijken (een soort kip zonder klok, in plaats van kip zonder kop), want hij kraait de hele nacht door. Het is dus helemaal geen hen, maar ik kan Hen wel wurgen zo nu en dan. We noemen hem namelijk Henny de Haan.
En daarmee wil ik maar zeggen dat het niet uitmaakt hoe je geboren wordt, of hoe je heet, maar dat dát wat je doet maakt of je geliefd bent of niet.