‘Wat mot je?’
Dat verhaal van mevrouw Van Dam schoot me ineens weer te binnen. Haha, kan er nog steeds om lachen!
Nog niet zo lang geleden moest ik op bezoek in een heel oud pand in Amsterdam. Zo’n gebouw waar mensen op de derde etage – of dus liever gezegd: driehoog of boveste etasie – je niet welkom heten aan de deur, maar waar ze de deur voor je openen door middel van een dik touw dat langs de trappen loopt. Zij staan dus nog boven en het duurt nog een hele tijd voor je elkaar echt ontmoet, omdat jij nog zo’n 45 veel te kleine traptreetjes moet beklimmen.
En ik weet wel; zo werkt het natuurlijk bij alle flatgebouwen, maar meestal arriveer je daar dan met een lift (en niet buiten adem). En vaak heb je elkaar dan ook al gezien via een beeldscherm, of gehoord door een intercom. Maar hier dus niet!
Ik belde aan, iemand trok boven aan een touw en daarna volgde een hele tijd niets. Tijd waarin ik een sportprestatie moest leveren en in gedachten terugging naar mijn eigen jeugd. Ik woonde vroeger namelijk ook zo en ik weet nog hoe handig het was dat je, in de tijd dat mensen naar boven klommen, nog ruimschoots de tijd had om je fatsoenlijk aan te kleden en de afwas nog even weg te werken. Waar ik nu woon, hebben mensen die afwas helaas al zien staan als ze bij de bel arriveren. Je moet hier namelijk eerst langs het keukenraam. En me pas gaan aankleden wanneer de bel gaat, is dus al lang geen optie meer!
Maar het deed me hier wel terugdenken aan een verhaal van lang geleden. Van toen ik nog op het Leidseplein werkte bij een bank. Op een dag kwam daar een meneer van een Goois incassobureau langs en die vroeg of een van mijn collega’s even mee wilde lopen naar onze buurvrouw, mevrouw van Dam. Mevrouw van Dam had namelijk weer eens iets op afbetaling gekocht, maar betaalde al die spullen nooit af. En het bedrijf dat haar een dure televisie op deze manier had geleverd, wilde het apparaat daarom nu gewoon terug.
Maar mevrouw van Dam was niet de makkelijkste! En daarom leek het de meneer van het incassobureau het handigst om deze rasechte Amsterdamse te benaderen op zijn Amsterdams. Gewoon duidelijk en rechtstreeks, dus. En vooral zonder Goois accent! En daarom toog mijn Amsterdamse collega ‘gezellig’ even mee naar het grachtje om de hoek, waarna ze samen aanbelden bij van Dam.
Op driehoog schoof vervolgens een raam open en kwam een hoofd vol krulspelden naar buiten. ‘Wat mot je?’ blèrde van Dam naar beneden.
‘We komme je tv ophale!’ riep mijn collega naar omhoog. ‘Se sijn het spuugzat dat je nie betaalt.’
‘Oge-blik!’ riep mevrouw van Dam toen. En daarna verwachtte je dus dat ze naar het touw zou lopen en de deur zou openen.
Maar nee, hoor! Mevrouw van Dam was veel efficiënter dan dat. Misschien omdat ze nog niet gekleed was of die krulspelden nog in had… we weten het niet. Maar ineens ging boven het raam weer open en riep ze ‘komt-ie!’ En daarna volgde een doffe klap op straat.
Niet netjes natuurlijk, maar er vielen beneden gelukkig geen gewonden en ik moest er toch weer om lachen toen ik hier de trappen besteeg en dit verhaal me weer te binnen schoot. En toen ik buiten adem op de bovenste verdieping arriveerde, vroegen ze gelukkig niet ‘wat mot je?’ maar werd ik van harte welkom geheten en kon ik weer op adem komen.
Pfff… hoe deed ik dat vroeger? dacht ik nog. Met óók nog een fiets op mijn nek, omdat-ie anders weer gejat zou worden!