Tandartsleed

 

Er zit nog iets op mijn kies, dacht ik. En ik probeerde dat eraf te peuteren met mijn nagel.

 

 

Maar helaas… toen peuterde ik mijn halve kies eraf en was ik volledig in paniek. Ik ben namelijk nogal zuinig op mijn gebit moet je weten, en dan hakt zoiets er best wel in. Wat een armoe, zo’n gat in je mond. En de volgende dag was het nog Koningsdag ook! En toen was iedereen dus vrij (behalve ik, zielig hè?). Voor mij voelde dit dus echt wel als een noodgeval, maar ik realiseerde me ook dat ik me moest beheersen en nog een extra dagje geduld moest hebben.

 

En er was nog iets vervelends! Ik was namelijk net overgestapt naar een andere tandarts. De mijne had zich ooit gevestigd op een plek nogal ver weg, en vlak naast ons in de straat had zich jaren later een nieuwe tandartspraktijk gevestigd. Maar als ik tevreden ben dan blijf ik iemand trouw.

 

Nu de mijne echter had besloten om zich nóg verder van mijn huis te gaan settelen, vond ik het een mooi moment om over te stappen naar de buurman. Ik zou nu zonder auto of trein twee keer per jaar op controle kunnen, en het milieu wil ook wat. Toch? Ik schreef me dus in bij de ene tandarts, zegde op bij de andere, en beloofde langs te komen voor de eerste controle zodra Nederland een beetje veiliger zou zijn. Ik had nooit wat aan mijn gebit, meldde ik nog.

 

Tot nu toe dan! Hoe krijgt zo’n kies het voor elkaar om op zo’n onkies moment in tweeën te breken? Maar ik mocht gelukkig dezelfde middag al komen.

 

Eerst nog even een rondje lopen, dacht ik. Even ontspannen voordat ik in die stoel plof en mezelf over durf te geven aan twee totaal onbekenden die aan mijn gebit gaan sleutelen (waar ik al zo lang ontzettend zuinig op ben). Ik groette de jongens van de plantsoenendienst die met iets heel smerigs bezig waren, poetste thuis nogmaals mijn tanden, ontsmette mijn handen, en liep naar de buren.

 

Ik probeerde een extreem goede indruk te maken, want dat doe ik altijd als ik nerveus ben. En nerveus wás ik. Twee praktisch onzichtbare figuren met mondkapjes op, die naast allerlei enge gereedschappen als vijlen, boren en spuiten staan, dat is iets waar ik nachtmerries van kan hebben en waar mijn bloeddruk nogal van stijgt. Ik had dus al behoorlijk rode wangen toen ik binnenkwam.

 

Maar toen ik eenmaal lag, en de tandarts erg aardig bleek en me gerust kon stellen, lukte het me eindelijk om weer een beetje te ontspannen.

 

Alleen dacht ik wel: jemig, wat stinkt die man. Zou hij ook nog een boerenbedrijf runnen naast zijn praktijk, of zo? Of is hij net zo bang voor witte jassen als ik ben, en stelt hij een bezoek aan de maag-darm-lever-specialist uit tot het te laat is? Wat een odeur! Het leek wel koeienmest.

 

Tot ik er thuis achter kwam dat ik het zelf was! Dat ik met mijn schoenen door de mest had gelopen die de jongens van de plantsoenendienst door de struiken aan het harken waren. En dat de koeienmest dus nog onder mijn schoenen zat toen ik in de stoel lag.

 

Och, wat moeten ze wel niet van me gedacht hebben? Dat ik er een boerenbedrijf naast run, of zo? Of dat ik de gang naar de maag-darm-lever-specialist uitstel tot het te laat is?

 

Ja, en zij weten hoe ik eruitzie, hè! Want ik moest natuurlijk mijn mondkapje afdoen. Dus als een onbekende mij nu lachend groet, denk ik steeds: zou het de assistente zijn? Of de tandarts?

 

Nou ja, gelukkig mag ik binnenkort weer terugkomen voor de vervolgbehandeling. Kan ik het even uitleggen allemaal. Met het schaamrood op mijn kaken vertellen dat ik het was die zo stonk, terwijl hij dan zelf zijn stralende tanden bloot lacht achter zijn mondkapje.

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke