Tandarts in de tuin

Ik droom dat de tandarts tegen me zegt: ‘Even heel onprettig, maar ik ga nu een uur boren in uw wortelkanaal.’ Als ik om een verdoving vraag, weigert hij, omdat het verdovingsspul niet op voorraad is. Een uur! In mijn wortelkanaal!

 

 

Dan schrik ik wakker. Maar in de tuin wordt wel degelijk geboord. Twee tuinmannen snoeien onze klimophaag. En het is nog nacht. Dat laatste valt mee, het is zeven uur. Je zult op zo’n misselijk uur moeten beginnen met werken, ik moet er niet aan denken. In de voortuin moet een boom gekortwiekt worden. We hebben een dringende aanmaning van de Gemeente gekregen: die overhangende takken vormen een gevaar voor de schoolgaande jeugd, die er onderdoor moet. Er zal maar een kind aan zijn haren in de takken blijven hangen, zoals Absalom (bijbelkenners onder ons kennen het verhaal. Zo niet: lezen, best spannend). En de klimop heeft er ook al jaren zin in. Wildgroei. ‘We hebben de vorige bewoners vaak gevraagd of ze wilden snoeien, maar die reageerden nooit’, klaagde de handhavingsambtenaar, die onlangs aanbelde. Zoveelste verrassing van de vorige bewoners, die niet echt iets aan onderhoud hebben gedaan.

 

Als de tuinmannen in de voortuin met de boom aan de slag gaan, komt er een vrouw klagen: ‘Die boom gaat toch niet weg? Dat zou zonde zijn, zeker in deze tijd!’ Hoezo in deze tijd? Zou ze denken dat deze armetierige boom ook maar iets bijdraagt aan de verbetering van het klimaat? Het is ook nooit goed. ‘Die boom,’ zeg ik, ‘gaat volgend voorjaar weg, maar we zetten er een andere boom voor in de plaats.’ De vrouw betoogt dat we hem dan net zo goed kunnen laten staan. Wat gaat het haar potjandorie aan? Hij staat ruimschoots in onze tuin, ploegt met dikke wortels het ook al jammerlijke grasveldje om, heeft een verwarde kruin door de zeewind en geen vogel denkt: wat een leuke, inspirerende omgeving, hier ga ik wonen!

 

‘Ik ga er bezwaar tegen aantekenen’, chagrijnt de vrouw. ‘Ga vooral uw goddelijke gang,’ nijdas ik, ‘maar ik begrijp niet waar u zich mee bemoeit, het is onze boom en onze tuin.’ Ze zegt dat ze vermoedt dat ik niets met het klimaat heb. Ik wil dat ze nu doorloopt. Dat doet ze niet, haar ogen volgen elke zagende beweging van de tuinmannen. Het gaat natuurlijk te ver om de mannen in te fluisteren: ‘Voer die vrouw ook gelijk even af als jullie toch naar de werf gaan?’ Haar hondje, gekleed in een geruit jasje, doet een plas tegen ons tuinhek. Daar zeg ik niets van. Dat kan ook niet, geroutineerd wildplasser als ik zelf ben. Ik ken mijn grenzen. Die vrouw niet, want ze taait uiteindelijk af met: ‘Uw soort zou hier niet mogen wonen!’ Nou ja!

 

Ondertussen word ik gek van het gezaag. Boven, op zolder, verwijdert onze Klusser een muur. Nee, het gaat hier inderdaad niet klimaatvriendelijk toe. Daar heeft die vrouw wel een punt. Om niet helemaal gek te worden, moet ik hier echt even weg. Naar de zee. Dat werkt altijd. Even geen zagende mannen en zeurende mensen. Wel bedenk ik daar dat we echt een tandarts nodig hebben. Iemand die je gewoon verdooft. Kon je maar een tijdelijke verdoving voor je oren krijgen. Het woord ‘verdoving’ zegt het al.

 

 

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel