Sylvia’s leven is een cliché
Want zij is er van dichtbij achter gekomen dat geld niet gelukkig maakt. En dat maakt haar gelukkiger dan ooit.
Aan het einde van de bochtige oprijlaan doemde het op. Het huis, de villa of nee, nog beter, het landhuis. Er leek geen einde aan de voorgevel te komen die, naar ik later hoorde, 23 meter lang was. De binnenkant was al net zo indrukwekkend. Vier slaapkamers met een gemiddelde oppervlakte van dertig vierkante meter, twee net zo kolossale badkamers, een linnenkamer, een megakeuken, serre, twee open haarden. En toen moesten de tuin met bijbehorend bos, weiland, dubbele garage en zwembad nog komen. We hoefden niet lang na te denken. Van zo’n huis kun je alleen maar dromen. En het mooie was dat we het nog konden betalen ook.
Ken je die reclame over die man die verdwaalt in zijn eigen huis nadat hij de loterij had gewonnen? Als ik de kinderen wilde roepen voor het eten, moest ik naar boven. Roepen naar de andere kant van het huis had geen zin. Om de haarden brandend te houden, sleepte ik elke avond twee kruiwagens vol hout uit de opslag in het weiland. En in het eigen bos waar ik direct verliefd op was, begon ik uit pure eenzaamheid tegen de bomen te praten. ‘Dag boom!’ In je eigen bos kom je namelijk nooit iemand tegen. Dan heb ik het nog niet over de keren dat ik machteloos met de container voor de poort aan het einde van de oprijlaan stond en de vuilniswagen voorbij zag rijden – afstandsbediening vergeten! Of over de enorme hoeveelheden bladeren die in de herfst uit het bos de tuin in dwarrelden. Daar is niet tegenop te harken. Zeker niet als je al een dagtaak hebt aan het stofzuigen van het hoogpolige tapijt en het schoonhouden van vier toiletten en een zwembad.
Het einde van mijn huwelijk was meteen ook het einde van het landhuis. Ik verhuisde met de kinderen naar een appartementje in Antwerpen. Midden in de stad. Eindelijk had ik mensen om tegen te praten, geen bomen. Wat voelde ik me rijk als ik met mijn pasje de paaltjes van het autovrije straatje waar ik woonde naar beneden deed en binnen reed. En als ik me een uurtje kwaad maakte, was het hele appartement brandschoon. Dat ik ondertussen op de kleintjes moest letten, nam ik op de koop toe. Zolang ik af en toe een wijntje kon drinken op het terras, voelde ik me alsof ik de loterij had gewonnen.
Inmiddels ben ik terug in Nederland en woon ik samen met mijn lief in een piepklein huisje waar nauwelijks voldoende ruimte is voor zowel onze zomer- als winterkleren. Als het soms even financieel wat minder gaat, kijken we elkaar aan en halen onze schouders op. Geld maakt niet gelukkig. Het is een cliché. Hoera, mijn leven is een cliché! Al zou ik best wel een keer de loterij willen winnen.