Stella’s coronadagboek
‘Best awkward, dit,’ opent ze het gesprek. Dat vind ik ook. Achter haar zie ik een stukje van een keurig opgeruimde, bijna steriele woonkamer.
Grote letters zijn op de muur geplakt: LOVE.
Jaja, denk ik.
‘Nou, laten we dan maar officieel kennis maken,’ zeg ik. ‘Ik ben dus Stella dus.’
‘Ja, dat was mij al duidelijk. En ik ben dus Soraya.’
Nu ik haar levensgroot voor me heb op mijn beeldscherm, zie ik hoe Kim en Tom op haar lijken. Dezelfde ogen en wenkbrauwen – waarmee ze alle drie heel kritisch wantrouwend kunnen kijken.
‘Ik maak me heel veel zorgen,’ zucht Soraya. ‘Als het aan mij lag, haalde ik ze nu op en ging met ze in volledige quarantaine.’
‘Nou, wat let je?’ vraag ik. ‘Ze willen niets liever, volgens mij.’
‘Ik had ze misschien gewoon bij me moeten houden toen het allemaal begon…’ gaat ze verder. ‘Nu is het te laat.’
‘Tja,’ antwoord ik droogjes. Stomme trut, denk ik bij mezelf. Jij wilde zo nodig moeder worden.
Ze schudt haar hoofd. ‘Het risico is te groot.’
Ik knik. ‘Omdat je astma hebt.’
Opeens iets fels in haar ogen, zoals ik bij Kim weleens zie.
‘Astma? Is dat wat Pim heeft gezegd?!’
Ze vloekt.
‘Dit dus,’ zegt ze terwijl ze haar handen dramatisch in de lucht gooit, ‘dit is Pim ten voeten uit. Astma! Ik heb COPD. Chronische bronchitis.’
‘O.’ Dat klinkt wel wat ernstiger ja.
‘Als ik het virus krijg, ben ik dood.’ Ze zegt het rustig. ‘Dat is geen paniek, dat is een feit. Maar dat heeft Pim nooit willen begrijpen.’
Oké. Nu zit ik blijkbaar opeens midden in hun vechtscheiding. Ik luister met een half oor naar de geluiden uit de voorkamer, waar Kim en Tom een puzzel maken. Het is akelig stil. Zitten ze mee te luisteren?
‘Nou ja, water under the bridge,’ verzucht Soraya. ‘De vraag is: wat doen we nu?’
We?!
‘Nou, Pim doet even niks,’ zeg ik. ‘die is net over de ergste koorts heen. Ik doe alles. En de kinderen zijn oké, ze snappen dat het even niet anders kan.’
‘Hoe zit het met hun lessen?’
‘Geen idee. Het is toch vakantie?’
‘Ze moeten routine. Ik kan wel lessen doen, per beeldscherm,’ biedt ze aan.
‘O.’ Pim had gezegd dat ze dat niet wilde, omdat ze het te pijnlijk vond. ‘Dat is wel fijn, ja. Dan kan ik op die tijden misschien boodschappen doen. De voorraden raken op.’
Ze schudt haar hoofd.
‘Jij kunt beter binnen blijven. Mijn buurjongen kan het wel doen, die doet het ook voor mij. Laat maar weten wat je nodig hebt.’
Ik ben aangenaam verrast.
‘Hoe voel je je?’ vraagt ze.
‘Goed,’ zeg ik. ‘Niet ziek.’
Dat lijkt ook het idiote van de overgang: na weken van lichamelijke ellende voel ik me nu juist extra lekker en sterk.
‘Maar trek je het allemaal wel?’ vraagt Soraya, ‘Is het niet zwaar voor je?’ Ik knipper met mijn ogen. Wat een empathie opeens!
‘In het begin was het zwaar,’ geef ik toe, ‘maar toen was ik natuurlijk een indringer. Nu hoor ik hier te zijn.’
Ze knikt.
‘Ik zal nog even extra tegen ze zeggen dat ze lief moeten zijn,’ belooft ze. ‘Kan ik ze nog even spreken?’
Terwijl Kim en Tom met hun moeder praten, leun ik binnen bij Pim. De geur van ziek komt me tegemoet.
‘Groetjes van je ex,’ zeg ik. ‘Ze valt me best mee.’
Hij wil wat zeggen, maar krijgt een hoestbui. Gelukkig maar, want het was vast niet iets aardigs.
Door: Stella Laagland