Rust werkt

Rust werkt. Dus heb ik op mijn werkkamer een bank staan, én een luie stoel.

 

 

Ja, niet dat die stoel lui is natuurlijk, maar ikzelf ben dat wel als ik erin zit. Tenminste, dat denkt men hier. Want ik lees meestal als ik erin zit. Ik lees, omdat ik inspiratie moet opdoen voor columns, of omdat ik kennis moet vergaren voor artikelen of boeken. Ik ben dus eigenlijk gewoon aan het werk als ik in die luie stoel zit, maar daar denkt de gemiddelde voorbijganger anders over.

 

En vroeger had ik thuis nog weleens een afspraak met iemand om te overleggen over in te vullen web- of boekpagina’s. En dan deed ik meestal de deur van mijn werkkamer dicht, en kwam er dus niemand binnen.

 

Maar sinds dat allesoverheersende virus rondwaart doe ik alles online en staat de deur eigenlijk altijd open. En ik spreek niemand meer live, wat tegelijkertijd betekent dat me opdoffen voor een gesprek nu louter de bovenkant behelst. Je wordt steeds luier door zo’n pandemie.

 

Eén keer ben ik tijdens zo’n overleg trouwens opgestaan om er iets bij te pakken. En toen kwam ik dus vol in beeld met mijn colbert aan, en een korte sportbroek met hartjes eronder. Daarna werd ik opvallend vaak toegevoegd aan overleggen van anderen, maar toen ik doorkreeg waarom dat was (ze hoopten gewoon op nog meer blunders) trok ik maar weer netjes een lange broek aan en bleef ik voor de zekerheid evengoed zitten. Mijn kat kan nu dus, achter mij, het hele gebouw afbreken: ik blijf zitten waar ik zit en doe of ik niks doorheb. 

 

Ook ben ik minder netjes geworden nu er niemand meer in mijn huis komt die geld aan mij gaat uitgeven. Overal liggen kussens, hangen dekentjes en liggen stapels leesvoer. Het wordt dus eigenlijk hoog tijd dat we weer terug naar “normaal” gaan, dacht ik laatst. Dat ik weer een opgeruimd huis heb, en een opgeruimd hoofd, en weer gewoon de deur van mijn werkkamer dichtdoe als ik niet gestoord wil worden.

 

Ik doe dat nu namelijk niet, omdat ik niet asociaal wil lijken. Ik ben hier niet de enige die thuis werkt, want wij hebben hier drie werkkamers. Eentje voor mij, eentje voor mijn man en eentje voor mijn dochter. En ik heb verreweg de grootste, dus ik vond het ook niet meer dan normaal dat er dan af en toe iemand bij mij op de bank plofte, in het begin van al dat thuisblijfgedoe. Wel zo gezellig en goed voor het moreel. We hielden de moed erin door elkaar te troosten, aan het lachen te maken, koffie te brengen, vragen te stellen, op te beuren, enzovoort.

 

Maar nu gaat manlief dus alweer twee dagen per week op pad en gingen we langzaam weer back to normal, hoopte ik. Ik moest dus maar weer eens gaan opruimen en rust zoeken om ontspannen te kunnen werken.   

 

Maar ik doe dat dus niet. Ik deel mijn huis met een econoom en een wetenschapper, maar als zij zin hebben in een bakkie of een praatje dan moet dat gewoon kunnen, vinden zij. Ik moet voortdurend rekening houden met hun belangrijke bezigheden, maar dat schrijven van mij… Hoe belangrijk is dat nou eigenlijk? En het gevolg daarvan is dat ik me steeds minder goed kan concentreren, merk ik. Ondanks alle rust van de afgelopen lockdownperiodes merk ik dat ik juist nú pas toe begin te raken aan rust en stilte. Gek hè?

 

Dat ik even niemand om me heen wil zien, horen, voelen en ruiken. Dat had ik vroeger namelijk elke dag, en nu dus al anderhalf jaar niet meer. En ik ben daar zó aan toe!

 

Ik was er dus helemaal klaar voor om mijn eigen oude dagritme weer op te gaan pakken, en toen kwam de persconferentie van afgelopen dinsdag.

 

Potverdorie…

 

Gáán we weer.

 

Rust werkt, zeggen ze. Maar rustig werken gaat mij hier wéér niet lukken.

 

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke