Rammelende eierstokken
‘Het lijkt me zo fijn om voor iets te zorgen’, merkt ze op.
Ik heb vriendinnen tussen de 23 en 85. Over het algemeen zijn mijn vrienden wat ouder dan ik, maar afgelopen zondag was ik met een jonge meid op pad. We zitten in de sauna en praten over huisdieren. Ons dagje weg startte vanmorgen bij mij in de woonkamer en ze was erg gecharmeerd van mijn kwintet cavia’s. Ze overwoog ook een huisdier te nemen.
‘Het lijkt me zo fijn om voor iets te zorgen’, merkt ze op. Ik kan dat alleen maar beamen. Ik zou echt niet zonder mijn fluffy five kunnen. Sommige mensen hoor ik weleens verzuchten dat ze nooit zin hebben om een hok, een kattenbak of weet ik wat schoon te maken. Ik vind het heerlijk.
Die blije koppies en dat vrolijke gedartel als alles weer schoon is
maakt mij misschien net zo gelukkig als de beesten zelf. Sterker nog, voor mij is het elke dag een rustpunt. Naar de schuur kachelen, vers hooi en zaagsel pakken en een grote emmer… en dan op mijn gemak poepscheppen. Noem me een rare, maar ik hou ervan.
Gekscherend zeg ik tegen mijn vriendin: ‘Het zijn mijn kinderen!’
‘Die zou ik ook graag willen’, is haar antwoord. Haar relatie is net uit, dus dat plan staat even in de ijskast. ‘Ja joh’, vervolgt ze haar verhaal, ‘ik heb echt wel rammelende eierstokken.’
Rammelende eierstokken, heb ik die ook (gehad?) vraag ik mezelf in stilte af
Dus vraag ik aan haar: ‘Hoe voelt dat dan, die rammelende eierstokken?’ De vriendin kijkt me een moment bedachtzaam aan en vertelt: ‘Het lijkt alsof bij elk kindje dat je ziet, je hart een sprongetje maakt. Dat je voelt: dat wil ik ook! En dus de intense behoefte voelt om voor iets te zorgen…’
Hmmm. Ik tune in bij mezelf. Heb ik dat? Of heb ik dat ooit gehad? Het eerlijke antwoord is “nee”. Natuurlijk heb ik weleens verliefd naar een eigenwijs blond grietje gekeken, die met zo’n heerlijk dikke luierkont over het terras waggelde. Maar daar blijft het dan ook bij. De frase ‘dat wil ik ook’, nee, volgde en volgt daar nooit op.
Misschien is dat in mijn geval maar goed ook
Ik zou me geen raad weten als ik als single vrouw hier in mijn boshuis de godganse dag aan kinderen krijgen zou denken. Tuurlijk komen er mannen voorbij, maar vooralsnog niet eentje met wie ik me zou willen settelen. Misschien heb ik dat ‘kindergen’ gewoon niet.
Vroeger op de middelbare school pasten veel van mijn vriendinnen op. ‘Zo leuk!’. Ik moest er niet aan denken. Ik werkte liever in de keuken, waar ik de hele dag van toetjes en verse rode kool kon snoepen. Eten, ja, dat was meer mijn ding. Een paar weken terug schreef ik nog over de pijn van mogelijk iets missen in een kinderloos leven.
Nu, zo tijdens dit gesprek, kan ik berusten in mijn kindloze bestaan
Ik zorg graag, absoluut. Voor mens, natuur en dier. Maar die zorgbehoefte specifiek richting kinderen, dat heb ik nooit gehad. Zoals zo vaak het geval is, ben ik precies op de plek in mijn leven waar ik moet zijn.