Ontvolgen maar dan anders

tineke

 

Ze was het afgelopen jaar mijn grote voorbeeld, maar nu moet ik dat loslaten. Ik wil haar in geen geval meer nadoen of opvolgen.

 

 

 

Toch hebben we ontzettend vaak gelachen samen en heb ik veel van haar geleerd. Ik zal dan ook tot het einde der dagen bewondering voor haar blijven houden, want onder andere van haar leerde ik hoe ik alles het beste kon aanpakken, oplossen of afwachten tijdens het ziek zijn. Hoe ik voor mezelf kon opkomen, goed naar mezelf kon blijven luisteren, wat ik mocht verwachten van vrienden, collega’s, bazen, klanten, buren, artsen en familieleden, en hoe ik daarmee om moest gaan.

 

Toch zou ze nu niet meer willen dat ik haar nog zou nadoen. Ze is namelijk gestorven. Veel te jong, te onverwacht, te snel, te strijdlustig, te boos, en nog lang niet klaar om los te laten. Woest was ze. Op het ziekenhuis, het lot, haar lichaam, God en… nou ja, op álles eigenlijk. En ik begrijp dat heel goed.

 

Eerst al dat ellendige leed doorstaan om in leven te kunnen blijven, en dan alsnog het loodje moeten leggen. Soms snap je het gewoon niet.

 

Ze liep net even voor op mij met te mild ingeschatte diagnoses, niet gelukte operaties, amputatie, pijn, angst, chemo-, immuno- en hormoontherapie, en zelfs met de oedeem-ellende ging ze me voor. Maar net als ik bleef ze optimistisch, ging ze voortvarend te werk bij het herstel, trainde ze hard, nam ze op tijd rust, was ze soms bang, maar bleef ze toch lachen en probeerde ze het zo draaglijk mogelijk voor haar dierbaren te maken. Al was ze soms, net als ik, toch zomaar ineens de weg even kwijt.

 

Dat overvalt je dan gewoon. En meestal op totaal onverwachte momenten. Dat je in een wachtkamer ineens denkt: Oncologie?? Wat doe ik hier? Wat is er gebeurd waardoor ik even niet oplette en mijn leven nu alleen nog maar om kanker draait? Welke afslag heb ik gemist?

 

Alleen krijg je nooit antwoord, want in de meeste gevallen is het gewoon domme pech en blijft de angst en schrik hetzelfde. Want op je rijbewijs, huwelijk, eindexamen en sollicitatiegesprekken kun je je voorbereiden, maar hierop… je begrijpt pas echt waar het over gaat als je zelf aan de beurt bent.

 

En ik hoop dus dat een ieder die er nu niet middenin zit het ook nooit zal gáán begrijpen, maar mocht dat toch het geval zijn, dan hoop ik dat je een medestander treft zoals ik in haar trof. Iemand die me begreep, zag, hoorde, tipte, troostte, trainde en met me meelachte.

 

Want gut, wat kun je ook lachen om (en met) kanker. Ik ben nogal van de harde grappen, en choqueren met je leed kan dan als wapen fungeren. Voor een slachtoffer wellicht niet lollig, maar ach… je gaat er niet dood van. En dat heeft ons in het begin best wel geholpen.

 

En als je eenmaal gewend bent aan alle malle feiten, neemt die behoefte gelukkig ook weer af. Hoe meer je (samen met de artsen) “in control” lijkt te komen, hoe minder er behoefte is om te slaan en te schoppen met – en tegen – de ziekte.

 

Ja, tot de artsen je wéér overvallen. En dat gebeurde helaas bij haar.

 

‘Je bent nu toch in de terminale fase beland,’ kreeg ze op een dag te horen.

Stilte…

‘Nou, daar moet ik dan maar mee leren leven,’ gaf ze als antwoord. En dat vind ik dan een grappige opmerking.

Maar nu rest mij dus niets anders dan doorgaan, en dankbaar te zijn dat ik haar nog net op tijd heb leren kennen.

Maar haar nog nadoen, nee… daar stop ik nu maar mee.

Zou ze ook niet willen, hoor.

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke