Nét je moeder… Heb je zeker van je vader
‘Dat heb je van je moeder’, zegt Man, als ik iets doe wat hem minder bevalt. ‘Zei je vader ook altijd’, beweer ik, als hij een, mijns inziens oubollige, grap maakt.
Mijn schoonvader werd als Heer geboren. Hij noemde een pak een kostuum en een jurk een japon. Nooit zou hij in ochtendjas de deur opendoen. Laat staan ermee de straat op gaan, zoals ik soms doe. Ik bracht zelfs de kinderen in mijn badjas naar school als het stortregende en dacht: die badjas ziet niemand. Totdat mijn auto ermee ophield, gelukkig niet ver van huis. ‘Gewoon doen alsof het normaal is, kordate stappen, snel thuis’, besloot ik toen. Man zegt dat ik dat badjasgedoe van mijn moeder heb. Die zat daar ook totaal niet mee. Hij heeft het weer van zijn vader dat hij nooit in pyjama naar beneden gaat. Hij kleedt zich eerst aan. Er mocht eens iemand aanbellen. Hij haat het dat ik in mijn onderbroek de krant uit de bus haal. Het aardige is, dat hij tegenwoordig de krant voor me pakt, omdat hij niet wil dat voorbijgangers mijn – hartstikke leuke – onderbroek zien. Ik zie het verschil niet met in badpak door de tuin of op het strand lopen.
Wat hebben wij nog meer overgehouden van onze ouders? Man draagt al zijn hele leven die overhemden met buttondownknoopjes aan de kraag. Zijn vader ook. Als ik die strijk (ja, dat doe ik voor iemand die de krant voor me haalt), vervloek ik die knoopjes. Voor je die hebt losgeprutst! En als het tegenzit, zit er ook nog zo’n nutteloos knoopje aan de achterkant van de kraag. Als ik dertien overhemden strijk, moet ik dus 13 x 3 = 39 van die krengen lospeuteren. Wat Man ook van zijn vader heeft: het gras niet te kort maaien. Op stand 4 of 5, dan komt er bijna niets af en moet je het drie dagen later weer doen. Is beter voor het gras, beweerde de vader van Man. Ik zet de maaier op stand 2. Meer gras, maar dan hoef je het zeker een week niet te doen. Heb ik van mijn vader.
Zijn er ook nog nuttige dingen die wij van onze ouders hebben overgenomen? Absoluut. Mijn schoonvader schreef pittige brieven aan instanties die volgens hem fout bezig waren geweest. Brieven waarvan ik onder de grond zou kruipen van schaamte, als ze aan mij gericht zouden zijn. Doet Man ook. Soms helpt dat. ‘Pap, schrijf die lui een brief!’ suggereren de kinderen altijd, als Man weer moppert op een instantie/een hork/de burgemeester. Wat ik van mijn moeder heb: in een restaurant zeggen, als de ober de bestelling opneemt: ’we hebben haast’. Dan komt de boel eerder. En dan vervolgens geen haast meer hebben. Of ronduit liegen, als iemand zegt: ‘ik ben in de buurt en ik kom langs…’ Daar heb ik dan geen zin in en zeg: ‘ik sta op het punt weg te gaan!’ Mijn moeder ging vroeger achter de bank zitten als ze zag dat er een saaie kennis aanbelde. Zo saai was die kennis niet, want het verhaal ging, dat die man door het raam naar binnen keek en mijn moeder zag zitten.
Bovenal: wij koesteren iets wat we allebei van huis uit hebben meegekregen: humor, de lijm in de samenleving. Ik ga uiteraard weleens de fout in, maar met die lijm kun je zoveel schade, chagrijn, verdriet en ergernis voorkomen.