Munttheedrinkende mannen
Tien jaar geleden besloot mijn lief dat hij genoeg had gedronken.
Hij was altijd vrij sportief geweest, liep regelmatig een marathon, dat werk, maar zijn levensstijl was minder voorbeeldig. Zelden bedankte hij voor een biertje en op een dolle avond stak ie daar soms ook nog wel eens een peuk bij op. Van de ene op de andere dag had hij er genoeg van. Hij ging op yoga, deed een meditatiecursus en was een van de eerste volgers van Wim Hof met zijn koud-douchen-filosofie. Zo fris als een hoentje stond ie iedere ochtend om vijf uur op om de dag te beginnen met een tien-kilometer-loopje. Kortom, hij voelde zich uitstekend bij zijn nieuw health freak regime. Maar vooral in de omgeving van zijn oude vrienden was hij dikwijls het onderwerp van spot en hoon. ‘Jij nog een muntthee?’, vroegen ze als hij met deze mannen in de kroeg stond. Tijdens een zakendiner durfde hij amper aan te geven dat hij liever vegetarisch at, dat zou maar cynische reacties losmaken.
Veel van die kerels van toen zijn nu zelf munttheedrinkers. Vijftigers die hun beste jaren hebben gegeven aan veel te hard werken bij grote corporates zoeken nu hun heil op een retraite. Ze zijn klaar met de ratrace, snakken naar verdieping en bezieling en willen ook iets doen aan dat strammer en dikker wordende lijf.
Iedere woensdagochtend begint mijn lief nog voor zonsopkomst met een plons in het ijskoude water vanaf de kade hier op de hoek, samen met een van zijn vrienden. Na afloop zitten ze dan aan de havermout en wat ik ‘de toverdrank’ noem: een brouwsel van kurkuma, gember, peper en citroen. Deze vriend was in de studentenstad waar ik in ’89 aankwam een stoere imponerende gast voor wie ik een beetje bang was. Na een internationale carrière bij een multinational heeft hij een biodynamische supermarkt en yogaschool geleid. Ik bedoel maar te zeggen: ook mannen die niet voldoen aan het Giel Beelenprofiel kunnen ineens een spirituele weg inslaan. Ook zonder knotje of piercings zie je ze de laatste jaren vaker in de pilatesklas.
Nu hij eindelijk geen vreemde vogel meer wordt gevonden, is mijn eigen echtgenoot inmiddels niet meer van de blauwe knoop. Hij drinkt alweer een tijdje ‘gewoon’. Maar mannen die een spaatje of zelfs een muntthee bestellen in het café, worden niet meer uitgelachen. En dat, mensen, lijkt me een gezonde vooruitgang.