Zo doe je dat.
Lees vooraf iets over de geschiedenis, cultuur en gebruiken van een stad. Dat vind je in een goeie algemene reisgids, zoals Rough Guide of Lonely Planet (beide Engelstalig). Ik heb een lichte voorkeur voor de Rough Guide (meer afwisseling in adressen, meer achtergrondinformatie) maar doorslaggevend is welke het laatst is uitgegeven. De datum staat meestal in kleine letters op de achterflap. Zo’n gids is sowieso handig voor plattegronden, openingstijden, vervoersinformatie, etc. Sommige gidsen hebben een kleine pocketeditie.
Je kent vast wel iemand, die weer iemand kent en die kent weer iemand die daar woont. Kortom, informatie uit de eerste hand is altijd fijn, mits het van iemand is met ongeveer dezelfde interesses, smaak en instelling als jij.
Voor de nieuwste, ‘hot & happening’ adressen, kijk hier, hier en hier. Ik gun mijzelf een shortlist, zodat ik weet waar ik per se heen wil. Niet meer dan vijf adressen. Soms komt er niks van terecht. Soms maak ik er een omweg voor. Hangt af van het gezelschap, het weer, de stemming. Niks moet.
Als je voor het eerst in een vreemde stad bent: Doe dan op de eerste dag een tour met zo’n dubbeldekker bus. Je voelt je even een mega toerist, maar je krijgt in korte tijd een goeie indruk van de ‘layout’ van een stad. Ik deed dit nóóit, totdat man Erik in mijn leven kwam. Het werkt.
Huur een fiets. (Voor mij geldt; alleen in een stad zonder heuvels). Je weet nu welke buurt je verder wilt verkennen. Durf vooral te fietsen zonder vastomlijnd plan. Zo kom je nog eens ergens. Veel grote steden hebben tegenwoordig City Bikes die je overal door de stad makkelijk met je creditcard via een machine kunt huren voor een paar uur. Als je alle dagen wilt fietsen kun je beter een ‘echte’ fiets huren bij een lokale fietsverhuurder. Soms heeft je hotel ook fietsen (meestal niet de beste). Die moet je van tevoren reserveren.